ECLI:NL:RBZWB:2021:4616

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 september 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
02-134988-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling ISD-maatregel met tussentijdse toetsing voor illegaal verblijvende verdachte na diefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 september 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die illegaal in Nederland verblijft. De verdachte, geboren in 1974 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht, is beschuldigd van diefstal van een mobiele telefoon en een tas met portemonnees, evenals het pinnen van € 32,50 met een gestolen pinpas. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging geldig is en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging. Tijdens de zitting op 6 september 2021 heeft de officier van justitie, mr. G. Smid, zijn standpunt kenbaar gemaakt, en de verdediging heeft zich gerefereerd aan een bewezenverklaring.

De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de processen-verbaal van aangifte en bevindingen. De verdachte heeft een strafblad van 36 pagina’s en is als frequent recidivist aangemerkt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en heeft de ISD-maatregel voor twee jaar opgelegd, met als doel de bescherming van de maatschappij en de terugkeer naar het land van herkomst, Algerije. De rechtbank heeft ook een tussentijdse beoordeling na één jaar gelast om de voortzetting van de ISD-maatregel te evalueren, gezien de eerdere ISD-maatregel die niet heeft geleid tot terugkeer naar Algerije.

De rechtbank heeft in haar beslissing de noodzaak van de ISD-maatregel onderbouwd door te wijzen op de ernst van de gepleegde feiten en het recidiverisico van de verdachte. De rechtbank heeft benadrukt dat de ISD-maatregel niet alleen gericht is op vrijheidsbeneming, maar ook op het bieden van perspectief voor de verdachte in zijn land van herkomst. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 38m, 38n, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-134988-21
vonnis van de meervoudige kamer van 20 september 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats]
niet als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht
raadsman mr. Verploegh, advocaat te ‘s-Gravenhage

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 september 2021, waarbij de officier van justitie, mr. G. Smid, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
1. een mobiele telefoon van [naam 1] heeft gestolen;
2. een tas met 2 portemonnees van [naam 2] en [naam 3] heeft gestolen;
3. € 32,50 heeft gepind door gebruik te maken van een gestolen pinpas van [naam 3] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Hij baseert zich daarbij op de aangiftes en de processen-verbaal van bevindingen van de beelden en het aantreffen van de gestolen goederen bij verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Verdachte heeft dit feit bekend, daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 6 september 2021;
- het proces-verbaal van aangifte, pagina 13 van het eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal van bevindingen, pagina 25 van het eindproces-verbaal.
Feiten 2 en 3
Verdachte heeft deze feiten bekend, daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht de feiten wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 6 september 2021;
- het proces-verbaal van aangifte, pagina 3 van het eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal van aangifte, pagina 7 van het eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal van bevindingen, pagina 17a van het eindproces-verbaal.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 22 mei 2021 te Tilburg een mobiele telefoon, die aan [naam 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
op 22 mei 2021 te Tilburg, een (schouder)tas met daarin twee portemonnees (met inhoud) die aan [naam 2] (tas en portemonnee) en [naam 3] (portemonnee) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
op 22 mei 2021 te Tilburg 32,50 euro die aan [naam 3] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van de pinpas van die [naam 3] voornoemd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen de maatregel van plaatsing in een instelling voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor 2 jaar. Doel daarvan is bescherming van de maatschappij en terugkeer naar het land van herkomst.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen. Oplegging van een ISD-maatregel wordt in dit geval niet gelegitimeerd door resocialisatie en zal tevens niet leiden tot terugkeer naar Algerije. Algerije wil verdachte niet terugnemen, zo is ook gebleken tijdens de vorige ISD-maatregel. Een ISD-maatregel komt dus feitelijk neer op twee jaar kale opsluiting. Wanneer het doel van de straf enkel is gelegen in bescherming van de maatschappij, is dit onvoldoende onderbouwing voor oplegging van een ISD-maatregel. Een passende gevangenisstraf ligt in de rede.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op 22 mei 2021 schuldig gemaakt aan diefstal van een mobiele telefoon en een tas met daarin 2 portemonnees. Daarna heeft hij met de pinpas die zich in één van de portemonnees bevond voor € 32,50 gepind. Drie personen zijn op deze dag slachtoffer geworden van diefstal. Dergelijke diefstallen zijn bijzonder hinderlijke feiten die niet alleen materiële schade veroorzaken, maar ook overlast en gevoelens van onveiligheid en angst met zich kunnen brengen.
Verdachte heeft een strafblad van 36 pagina’s en dient als frequent recidivist te worden aangemerkt. Verdachte verblijft reeds lange tijd (vanaf omstreeks 1992) illegaal in Nederland waarin hij tientallen keren met justitie in aanraking is gekomen. Aan hem is eenmaal eerder de ISD-maatregel opgelegd in 2017, waarbij het doel (mede) was gericht op terugkeer naar Algerije. Tot op heden is dit niet gelukt.
De reclassering heeft op 3 augustus 2021 geadviseerd aan verdachte opnieuw een ISD-maatregel op te leggen waarbij de maatregel gericht zal zijn op terugkeer naar Algerije. Daarbij heeft de reclassering aangegeven dat verdachte in Nederland enkel in zijn levensonderhoud kan voorzien middels illegale of criminele activiteiten of middels giften van hulporganisaties. Het ontbreekt verdachte in Nederland aan een adequaat positief ondersteunend netwerk van familie en vrienden. Het lijkt erop dat verdachte zich staande houdt middels het plegen van vermogensdelicten. Aangezien hij illegaal in Nederland verblijft zijn er geen mogelijkheden om met voorwaarden en/of toezicht het recidiverisico te beperken.
Ter zitting heeft deskundige [naam 4] , reclasseringswerker, hieraan toegevoegd dat de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) heeft aangegeven dat terugkeer naar Algerije mogelijk is, mits verdachte hieraan zijn volledige medewerking verleent. Dit betekent dat oplegging van een ISD-maatregel naast bescherming van de maatschappij ook een kans biedt op terugkeer.
De rechtbank is van mening dat het van groot belang is dat verdachte wordt geholpen. Verdachte leidt al jaren een dakloos bestaan, heeft de nodige gezondheidsproblemen en kan op dit moment in Nederland geen toekomst opbouwen.
De rechtbank is op grond van de bevindingen van de reclassering van oordeel dat het opleggen van de ISD-maatregel wenselijk en noodzakelijk is. Het doel van een ISD-maatregel voor illegaal in Nederland verblijvende stelselmatige daders is tweeledig, namelijk het bevorderen van de veiligheid van de maatschappij door het voor langere tijd opsluiten van zeer actieve veelplegers én het bevorderen van een succesvolle terugkeer naar het land van herkomst. Hierbij is het primaire doel beveiliging van de maatschappij door vrijheidsbeneming. Daarbij zal binnen de ISD-maatregel de nadruk worden gelegd op de beoogde terugkeer en het verkrijgen van perspectief in het land van herkomst. Zo worden de arbeid en het onderwijs zoveel mogelijk afgestemd op het vergroten van mogelijkheden op betaald werk in het land van herkomst. Het gegeven dat verdachte illegaal in Nederland verblijft neemt niet weg dat er binnen de ISD-maatregel gekeken zal worden naar de mogelijkheden voor behandeling of gedragsinterventies gericht op resocialisatie in het land van herkomst. De ISD-maatregel begint namelijk met stabilisatie en diagnostiek. Indien nodig kan daarna verdiepingsdiagnostiek worden uitgevoerd. De eventueel geïndiceerde zorg zal zich ook richten op mogelijke vervolgzorg in het land van herkomst.
De verdediging heeft zich verzet tegen oplegging van een ISD-maatregel nu verdachte reeds eerder een ISD-maatregel opgelegd heeft gekregen die gericht was op terugkeer naar Algerije en dit niet is geslaagd.
De rechtbank is van oordeel dat er op dit moment onvoldoende informatie voorhanden is om vast te kunnen stellen dat een poging tot terugkeer ook nu niet zou slagen, temeer daar deskundige [naam 4] ter zitting heeft verklaard dat de DT&V heeft aangegeven dat terugkeer op dit moment wel mogelijk is. Het toekomstperspectief van verdachte als illegale vreemdeling in Nederland lijkt niet anders dan de voorgaande jaren, waarbij verdachte, zoals hij ter zitting heeft verklaard, zich gedwongen ziet delicten te plegen om zo binnen detentie de medische zorg te kunnen krijgen die hij nodig heeft. Terugkeer naar Algerije kan verdachte wellicht helpen om daar een toekomst op te bouwen. Een toekomst die als illegale vreemdeling in Nederland uitzichtloos lijkt. De rechtbank ziet hierom reden om nogmaals een ISD-maatregel op te leggen.
Bij de oplegging van de ISD-maatregel heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaromtrent stelt. Immers op de door verdachte begane misdrijven is voorlopige hechtenis toegelaten, terwijl verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of taakstraf is veroordeeld, terwijl de onderhavige feiten zijn begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen en er voorts ernstig rekening meemoet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist.
Tussentijdse beoordeling
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 38n lid 3 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) ambtshalve te beslissen tot een tussentijdse beoordeling na 1 jaar. De rechtbank heeft hierbij in overweging genomen dat verdachte reeds eerder een ISD-maatregel heeft gehad en dit niet heeft geleid tot terugkeer naar Algerije. Middels een tussentijdse beoordeling kan worden bekeken of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk en wenselijk is. Bij die tussentijdse beoordeling zal meer duidelijkheid moeten worden verschaft over de mogelijkheden tot terugkeer naar Algerije en de stappen die hiervoor zijn ondernomen, alsmede over de stappen die zijn gezet met betrekking tot eventuele behandeling of gedragsinterventies met het oog op de resocialisatie in het land van herkomst. Hiertoe acht de rechtbank het noodzakelijk dat de officier van justitie te zijner tijd ten behoeve van die beoordeling zorgt voor voldoende informatie over het traject en de voortgang daarvan bij de IND/DT&V en over de behandeling en/of hulpverlening die binnen de PI is ingezet.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 38m, 38n, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:diefstal
feit 2:diefstal;
feit 3:diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
- verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
- gelast de
plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor twee jaar;
Tussentijdse beoordeling
-bepaalt dat
na 1 jaar een tussentijdse beoordelingzal plaatsvinden van de noodzaak van voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel;
- draagt de officier van justitie op bij het bericht als bedoeld in artikel 6:6:14, lid 2 Wetboek van Strafvordering de informatie te verstrekken die onder 6.3 is vermeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. M. Breeman en mr. P.A.M. Wijffels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Bles, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 september 2021.