Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 14 september 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,
de minister van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
Rechtsmiddel
Bijlage
Artikel 5.4 van de Wet natuurbescherming
onderdeel B, paragraaf 1.2., van de Circulaire wapens en munitie 2019(Cwm 2019) komt degene aan wie een vergunning wordt verleend voor het voorhanden hebben van wapens en munitie in een bijzondere positie te verkeren ten opzichte van zijn medeburgers, voor wie immers het algemene wettelijke verbod geldt om wapens of munitie voorhanden te hebben. Die positie brengt met zich dat van de vergunninghouder stipte naleving van de (wapen)wettelijke voorschriften moet kunnen worden verlangd en dat van hem tevens wordt verwacht dat hij zich onthoudt van overtredingen die kunnen worden beschouwd als een ernstige aantasting van de rechtsorde.
Onderdeel B, paragraaf 8. van de Cwm 2019 bepaalt:
Regeling wapens en munitie (Rwm)wordt van het verbod in artikel 14, eerste lid, 22, eerste lid, 26, eerste lid, en 31, eerste lid, van de wet vrijstelling verleend voor het doen binnenkomen of uitgaan, vervoeren, voorhanden hebben en overdragen van vuurwapens of geschut dat ontworpen en bestemd is om te worden geladen met losse kogels of projectielen en zwart kruit, los of in kardoezen.