ECLI:NL:RBZWB:2021:4568

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
AWB- 21_3298 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor natuurgebied De Schelphoek te Serooskerke

Op 14 september 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E.S. van Aken, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland, dat op 17 juni 2021 een omgevingsvergunning had verleend aan de Provincie Zeeland voor het vervangen van rasters in natuurgebied De Schelphoek te Serooskerke. Verzoeker stelde dat het geplande hekwerk de dijk ontoegankelijk zou maken voor wandelaars, wat hij ongewenst vond.

De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker niet als belanghebbende kon worden aangemerkt, omdat hij geen gevolgen van enige betekenis ondervond van de plaatsing van het hekwerk. De afstand tussen zijn woning en de beoogde locatie was te groot en hij had geen zicht op het hekwerk. De voorzieningenrechter volgde het standpunt van het college dat verzoeker geen persoonlijk belang had bij het besluit, aangezien zijn argumenten niet voldoende onderscheidend waren ten opzichte van andere wandelaars.

Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de conclusie dat het bezwaar naar verwachting niet-ontvankelijk zou worden verklaard. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3298 WABOA VV

uitspraak van 14 september 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

gemachtigde: mr. E.S. van Aken,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 17 juni 2021 (bestreden besluit) van het college waarbij aan de Provincie Zeeland een omgevingsvergunning is verleend voor het vervangen van rasters in natuurgebied De Schelphoek te Serooskerke. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

Feiten

1. Op 28 april 2021 heeft de provincie een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het vervangen en (nieuw) plaatsen van rasters in natuurgebied De Schelphoek te Serooskerke. Bij het bestreden besluit heeft het college een omgevings-vergunning voor de activiteit ‘uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden’ verleend.
2. Verzoeker woont aan [adres] te [woonplaats] . Hij heeft in zijn bezwaarschrift aangevoerd dat het in geding zijnde hekwerk onderaan de dijk zal worden geplaatst, langs het fietspad, globaal gezien tussen het caisson en de plek waar de fietsers [straatnaam] op moeten. Hij stelt dat de dijk daarmee definitief ontoegankelijk wordt voor wandelaars en dat dat in meerdere opzichten ongewenst is. Hij heeft daarbij toegelicht dat hij altijd met groot genoegen over de dijk wandelt en bepleit ruimere voorzieningen voor wandelaars met loslopende honden.
Telefonisch heeft verzoeker toegelicht dat hij op een afstand van ongeveer 500 meter van het wandelpad woont en dat hij vaak gebruik maakt van het wandelpad.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht het bestreden besluit te schorsen.
Wettelijke bepalingen
3. Ingevolge artikel 8:1 van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, dient op grond van artikel 7:1, eerste lid, van de Awb, alvorens beroep in te stellen, bezwaar te maken.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder ‘belanghebbende’ verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
4. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Is verzoeker belanghebbende?
5. De voorzieningenrechter dient vast te stellen of verzoeker als belanghebbende bij het bestreden besluit kan worden aangemerkt. Als verzoeker niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, is er namelijk ook geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening.
6. Om als belanghebbende bij een besluit in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) – bijvoorbeeld de uitspraak van 30 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2347) – een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
Zoals de AbRS heeft overwogen in haar uitspraak van 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271, is het uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef-, of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
7. Het college heeft bij brief van 4 augustus 2021 gereageerd op het verzoekschrift. Het college stelt zich op het standpunt dat verzoeker geen gevolgen van enige betekenis ondervindt door het plaatsen van het hekwerk. Het college stelt daarbij dat verzoeker geen zicht heeft op het hekwerk en dat de afstand tussen zijn woonperceel en het hekwerk te groot is om van ‘gevolgen van enige betekenis’ te kunnen spreken. Ook hebben de hekwerken volgens het college geen ruimtelijke uitstraling of milieugevolgen waar verzoeker gevolgen van zal ondervinden. Het college heeft verwezen naar een uitspraak van de AbRS van 9 september 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2205). Het college vindt om die reden dat verzoeker niet als belanghebbende kan worden aangemerkt.
8. De voorzieningenrechter volgt het college in zijn standpunt dat er onder de gegeven omstandigheden niet van ‘gevolgen van enige betekenis’ kan worden gesproken. Verzoeker woont op relatief grote afstand van de beoogde locatie van het hekwerk, heeft daar geen zicht op, en de omstandigheid dat hij daar graag wandelt (met zijn hond) onderscheidt hem niet van anderen, zodat niet kan worden gesproken van een persoonlijk belang.
Conclusie
9. Nu het bezwaar naar verwachting niet-ontvankelijk zal worden verklaard en deze niet-ontvankelijkheid naar verwachting rechtens kan standhouden, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek daartoe zal daarom worden afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, op 14 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak mee te ondertekenen.
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.