ECLI:NL:RBZWB:2021:4566

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
AWB 20_8416
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de bestuursrechter in geschil over arbeidsovereenkomst en klachtenprocedure

Op 14 september 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van opposante tegen de weigering van Stichting [stichting] om de akte van benoeming en inschaling van opposante te wijzigen. Opposante had eerder beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank van 25 mei 2021, waarin de rechtbank zich onbevoegd verklaarde om van het beroep kennis te nemen. In deze verzetzaak werd uitsluitend beoordeeld of de rechtbank terecht had geoordeeld dat zij onbevoegd was. Opposante voerde aan dat zij beroep had ingesteld tegen het voortijdig en eenzijdig ontbinden van haar arbeidsovereenkomst, wat leidde tot een onjuiste werktijdfactor en salariëring. Tevens stelde zij dat de Stichting weigerde een officiële klachtenprocedure te doorlopen, waardoor zij in haar rechten werd benadeeld.

De rechtbank oordeelde dat de argumenten van opposante geen aanleiding gaven om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak. De rechtbank benadrukte dat het voortijdig ontbinden van de arbeidsovereenkomst niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank verklaarde dat er geen publiekrechtelijke grondslag was voor het beroep, aangezien de arbeidsovereenkomst privaatrechtelijk van aard is. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een besluit of een handeling die met een besluit gelijkgesteld kan worden, en dat het verzet ongegrond was. De uitspraak van 25 mei 2021 bleef daarmee in stand.

De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstond. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8416 AW V

uitspraak van 14 september 2021 van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[opposante], te [plaatsnaam], opposante.

Procesverloop

Opposante heeft beroep ingesteld tegen de weigering van Stichting [stichting] om de akte van benoeming en inschaling van opposante te wijzigen.
Bij uitspraak van 25 mei 2021 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard van dat beroep kennis te nemen.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Opposante heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft daarvoor ook geen aanleiding gezien, zodat een zitting achterwege is gebleven.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak op 25 mei 2021 uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat.
De rechtbank heeft zich kennelijk onbevoegd verklaard. De reden hiervoor is dat bij de bestuursrechter alleen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit van een bestuursorgaan, zoals bedoeld in artikel 1:3 van de Awb, of een andere handeling van een bestuursorgaan die met een besluit kan worden gelijkgesteld. Daarvan is in dit geval echter geen sprake. De akte van benoeming van opposante kan niet worden aangemerkt als een besluit en evenmin is er een situatie die met een besluit kan worden gelijkgesteld. De werkzaamheden die opposante voor Het [stichting] verrichtte waren namelijk uit hoofde van een (privaatrechtelijke) arbeidsovereenkomst en niet op basis van een (publiekrechtelijke) aanstelling.
2. In deze verzetzaak dient uitsluitend te worden beoordeeld of de rechtbank in de uitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat zij onbevoegd is. Aan de inhoud van de beroepsgronden kan de rechtbank in deze zaak alleen toekomen als het verzet gegrond is.
3. Opposante heeft tegen de uitspraak van de rechtbank aangevoerd dat zij het daarmee niet eens is. Zij stelt met name beroep te hebben ingesteld tegen het voortijdig en eenzijdig ontbinden van de arbeidsovereenkomst. Daaruit vloeide een onjuiste werktijdfactor en salariëring voort en het gegeven dat de tijdelijke vacature ineens werd opgehangen aan een ziektevervanging. Het [stichting] weigerde vervolgens een officiële klachtenprocedure te doorlopen waaruit een besluit zou volgen waarmee opposante in beroep zou kunnen gaan en omzeilde hiermee de wet. Opposante dacht dat de bestuursrechter dit had begrepen, maar die verklaart zich nu onbevoegd. Opposante zou beroep moeten instellen bij de burgerlijk rechter. Daarvan is echter nooit eerder sprake geweest. Zij verzoekt aan de bestuursrechter daarom alsnog behandeling van haar beroep.
4. In wat opposante heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen dan in de uitspraak van 25 mei 2021. Er is niet alsnog gebleken van een besluit of daarmee gelijk te stellen handeling, waardoor zou moeten worden geconcludeerd dat de rechtbank zich ten onrechte onbevoegd heeft geacht van het beroep van opposante kennis te nemen. Het voortijdig eenzijdig ontbinden van de arbeidsovereenkomst – volgens opposante de voornaamste reden voor haar beroep – kan niet worden aangemerkt als een besluit of gelijkstelling aan een besluit. Hieruit blijkt juist dat daarvan geen sprake was, omdat daarvoor een publiekrechtelijke grondslag vereist is en een arbeidsovereenkomst privaatrechtelijk van aard is. Dat het enige tijd heeft gevergd om te onderzoeken of het beroep door de bestuursrechter kon worden behandeld en in dat verband aan opposante is gevraagd een besluit te overleggen, aan welk verzoek zij buiten haar schuld - zoals door haar gesteld - niet heeft kunnen voldoen, maakt de bestuursrechter niet alsnog wettelijk bevoegd van het beroep kennis te nemen.
Het verzet zal daarom ongegrond worden verklaard. Dit betekent dat de uitspraak in stand blijft.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 14 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.