In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, die de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet had bereikt, en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende ontving in 2016 een Belgisch rustpensioen en was in dat jaar ook premieplichtig voor de AOW. De rechtbank heeft geoordeeld dat de AOW-premie verschuldigd is over het gehele premie-inkomen, inclusief het Belgische rustpensioen. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond, omdat de belanghebbende niet kon aantonen dat het rustpensioen niet tot het premie-inkomen behoort. De rechtbank benadrukte dat de regelgeving niet voorziet in een uitzondering voor buitenlandse uitkeringen die vergelijkbaar zijn met de AOW-uitkering. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.