In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is een geschil ontstaan tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2018. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de uitspraak van de inspecteur van 1 juli 2020, die de aanslag had opgelegd. De rechtbank heeft op 9 september 2021 uitspraak gedaan na een zitting op 26 augustus 2021, waar de gemachtigde van de belanghebbende en de inspecteur aanwezig waren.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de aanslag moet worden verminderd, omdat de arbeidskorting van € 3.249 moet worden toegepast. Daarnaast heeft de rechtbank de uitspraak op bezwaar van de inspecteur vernietigd en de aanslag dienovereenkomstig aangepast. De rechtbank heeft ook de proceskosten van de belanghebbende, ter hoogte van € 748, toegewezen en gelast dat het griffierecht van € 48 aan de belanghebbende wordt vergoed.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch. De rechtbank heeft de beslissing genomen in overeenstemming met de Algemene wet bestuursrecht, waarbij partijen het erover eens waren dat de aanslag moest worden verminderd en dat een proceskostenveroordeling gerechtvaardigd was.