ECLI:NL:RBZWB:2021:451

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 februari 2021
Publicatiedatum
4 februari 2021
Zaaknummer
BRE 20_5399
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidseisen en medische beoordeling

Op 4 februari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak van eiseres tegen het UWV, waarbij eiseres een beroep had ingesteld tegen de weigering van een WIA-uitkering. Eiseres had zich op 20 augustus 2017 ziek gemeld en ontving aanvankelijk een Ziektewet-uitkering. Het UWV weigerde echter per 18 augustus 2019 een WIA-uitkering, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Tijdens de zitting op 7 januari 2021 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, bijgestaan door haar partner, terwijl het UWV werd vertegenwoordigd door mr. M.W.G. Bombeeck.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig is uitgevoerd. De primaire arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) hebben eiseres onderzocht en relevante medische informatie betrokken. De rechtbank concludeert dat eiseres niet volledig arbeidsongeschikt is, omdat zij niet voldoet aan de criteria voor volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. Eiseres heeft weliswaar psychische klachten, maar deze zijn niet van dien aard dat zij niet in staat zou zijn om arbeid te verrichten.

De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder de noodzaak voor een urenbeperking, verworpen. De verzekeringsartsen hebben gemotiveerd waarom een urenbeperking niet nodig was en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien om aan de juistheid van hun oordeel te twijfelen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de weigering van de WIA-uitkering door het UWV terecht was. Eiseres kan binnen zes weken na de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5399 WIA

uitspraak van 4 februari 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 7 februari 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake de weigering een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 7 januari 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar partner. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.W.G. Bombeeck.

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
Eiseres is werkzaam geweest als re-integratieconsulente. Zij heeft zich tijdens een periode van werkloosheid op 20 augustus 2017 ziek gemeld met buikklachten en energetische beperkingen.
Bij besluit van 5 oktober 2017 heeft het UWV aan eiseres met ingang van 20 augustus 2017 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Bij besluit van 20 augustus 2018 heeft het UWV deze uitkering, na een eerstejaars ZW-beoordeling, ongewijzigd voortgezet.
Bij besluit van 18 juli 2019 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd aan eiseres per
18 augustus 2019 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 18 augustus 2019.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een arts, getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts, en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De arts heeft eiseres gezien op het spreekuur, haar psychisch onderzocht en dossieronderzoek verricht. De arts rapporteert dat sprake is van een depressie waarbij de ernst op matig wordt ingeschat, gelet op het aantal symptomen, de intensiteit, de medicamenteuze behandeling en doorverwijzing voor specialistische behandeling. Volgens de arts is er geen sprake van geen benutbare mogelijkheden. Eiseres heeft moeite met functioneren op macroniveau, maar is nog wel in staat tot functioneren op meso- en microniveau; er is geen sprake van disfunctioneren ten aanzien van zelfzorg en zorg voor haar dochtertje. De lichamelijke klachten passen bij spanningsklachten. Als gevolg van de matig ernstige psychische problematiek heeft eiseres een verminderd vermogen om om te gaan met stress, emotionele belasting en conflicthantering. Daarnaast acht de arts de energetische beperkingen van eiseres plausibel voortkomend uit de depressie. Hij ziet echter geen aanleiding voor een urenbeperking, omdat eiseres regelmatig voldoende nachtrust heeft en gedurende de dag in staat is 8 uur wakker te zijn. De arts verwacht dat rekening houdend met de gestelde beperkingen passende arbeid eiseres kan ontzien van werkzaamheden die voor vermoeidheid kunnen zorgen. Daarnaast is bij matig ernstige depressieve episoden activering een belangrijk onderdeel van de behandeling en wordt in het protocol benoemd dat werk een positieve betekenis kan hebben voor het herstel van het gezond functioneren als gevolg van onder andere activering en structurering. De arts acht eiseres wel aangewezen op werk zonder avond-, nacht- of onregelmatige diensten. Gelet op de belasting in het eigen werk van eiseres die haar belastbaarheid ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren overschrijdt is die arbeid niet geschikt. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 4 juli 2019.
De verzekeringsarts b&b heeft eiseres gezien bij de hoorzitting, dossieronderzoek verricht en in zijn onderzoek medische informatie van de psycholoog van 10 augustus 2018 en
2 augustus 2019 en het behandelplan van [naam verzekeringsarts] van 9 oktober 2019 betrokken. De verzekeringsarts b&b rapporteert geen aanleiding te zien om het oordeel van de primaire arts te wijzigen noch om meer beperkingen aan te nemen. De verzekeringsarts b&b acht het onderzoek door die arts zorgvuldig en zijn conclusies voldoende onderbouwd. In de door eiseres ingebrachte medische informatie ziet de verzekeringsarts b&b geen aanleiding om daar anders over te denken. Deze informatie bevat geen nieuwe medische feiten, maar daarmee worden de geclassificeerde klachten – depressieve episode, matig van ernst – bevestigd en overgenomen. Volgens de verzekeringsarts b&b is eiseres niet volledig arbeidsongeschikt op medische gronden. Zij voldoet namelijk niet aan de criteria om geen duurzaam benutbare mogelijkheden aan te nemen. Eiseres is niet opgenomen in een ziekenhuis of instelling, niet bedlegerig, niet ADL-afhankelijk, er zijn geen sterk wisselende mogelijkheden en er is geen onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren als gevolg van een ernstige psychische stoornis op drie niveaus. Er is bij eiseres sprake van psychosociale problematiek/stressoren (IVF-procedure, overlijden van een goede vriendin, een zware bevalling van een eerste kind, vermoeiende maanden met een dochter die veel huilde en een man met een burn-out) en copingaspecten (faalangstig, perfectionistisch, gewend zich weg te cijferen waarbij eiseres haar grenzen niet goed herkent en erkent). Deze stressoren en copingfactoren zijn echter geen ziekte of gebrek in de zin van de arbeidsongeschiktheidswetten. Tot slot is volgens de verzekeringsarts b&b een urenbeperking niet aan de orde. Er valt geen indicatie (stoornis in de energiehuishouding, verminderde beschikbaarheid of preventief) op grond van de standaard ‘Duurbelastbaarheid in arbeid’ te stellen.
4.2
Medische beroepsgronden
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij het niet eens is met de conclusies van de verzekeringsartsen. Volgens eiseres had een urenbeperking gesteld moeten worden. De primaire arts vermeldt ten onrechte dat zij regelmatig voldoende nachtrust krijgt en dat zij in staat is gedurende de dag 8 uur achtereen wakker te zijn. Dat is niet juist en niet in overeenstemming met hetgeen zij bij de verzekeringsartsen heeft verteld. Eiseres heeft rustmomenten nodig en door die dagelijks noodzakelijke rustmomenten is een werkdag van 8 uur niet realistisch en niet haalbaar. Verder is er onvoldoende rekening gehouden met de energetische beperkingen als gevolg van haar chronische vermoeidheid.
4.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder haar vermoeidheidsklachten. De verzekeringsartsen hebben naar haar klachten onderzoek gedaan. Zij hebben eiseres gezien en dossieronderzoek verricht. De primaire arts heeft eiseres psychisch onderzocht en de verzekeringsarts b&b heeft medische informatie van de psycholoog betrokken. Daarmee acht de rechtbank het medisch onderzoek in beginsel zorgvuldig verricht.
Eiseres heeft dat betwist en gesteld dat de verzekeringsarts b&b contact had moeten opnemen met haar behandelaars, haar psycholoog en haar huisarts. Nu zijn gerichte vragen over haar medische toestand niet beantwoord.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) mag een verzekeringsarts in beginsel varen op zijn eigen oordeel. Raadpleging van de behandelend artsen is aangewezen in die gevallen waarin reeds een behandeling in gang is gezet of zal worden gezet, welke een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden van een betrokkene tot het verrichten van arbeid, of indien een betrokkene stelt dat een behandelend arts een beredeneerd afwijkend standpunt heeft over de beperkingen.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat deze situaties zich hier voordoen. Op de datum in geding, 18 augustus 2019, was eiseres niet meer in behandeling. Door de psycholoog is op 2 augustus 2019 namelijk vermeld dat het behandeltraject is afgerond. Eiseres was doorverwezen naar [naam verzekeringsarts] in verband met hulp bij verschillende moeilijkheden in het gezin, maar die behandeling was op de datum in geding nog niet gestart en niet is gebleken dat die behandeling een beduidend effect zou hebben op de arbeidsmogelijkheden van eiseres. Evenmin is gebleken dat de behandelaar een afwijkend standpunt had over de beperkingen van eiseres. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verzekeringsarts b&b niet gehouden was om informatie bij de behandelaars op te vragen. Bovendien was er ten opzichte van de datum in geding recente medische informatie van de psycholoog in het dossier aanwezig. Niet aannemelijk is geworden dat deze informatie zodanig onvoldoende was dat de verzekeringsarts b&b daarom extra informatie bij de behandelaars had moeten opvragen. Het niet opvragen van (extra) medische informatie maakt het medisch onderzoek naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet onzorgvuldig.
De rechtbank ziet voorts geen aanleiding voor het oordeel dat de verzekeringsartsen de belastbaarheid van eiseres niet juist hebben vastgesteld. Naar haar oordeel hadden de verzekeringsartsen, op basis van het verrichte (zorgvuldige) medische onderzoek, een goed beeld van de klachten en beperkingen van eiseres.
Volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden is naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval niet aan de orde, nu eiseres niet voldoet aan de criteria om dat aan te nemen. Eiseres is namelijk niet opgenomen in een ziekenhuis of instelling, niet bedlegerig, niet ADL-afhankelijk en niet is gebleken van onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren op drie niveaus als gevolg van een ernstige psychische stoornis.
Eiseres heeft gesteld dat onvoldoende rekening is gehouden met haar energetische beperkingen als gevolg van chronische vermoeidheid en dat een urenbeperking gesteld had moeten worden, gelet haar recuperatienoodzaak.
De verzekeringsarts b&b heeft die claim getoetst aan de standaard ‘Duurbelastbaarheid in arbeid’ en gemotiveerd waarom een urenbeperking niet aan de orde is.
De rechtbank acht die motivering afdoende. De rechtbank betrekt daarbij dat eiseres in beroep geen medische stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat een urenbeperking gesteld had moeten worden vanwege noodzakelijke recuperatie. Uit de medische stukken van rond datum in geding, de brief van psycholoog [naam psycholoog] van 2 augustus 2019 en het behandelplan van 9 oktober 2019, die zich al in het dossier bevinden, blijkt in ieder geval niet van een recuperatienoodzaak of urenbeperking. Door de psycholoog is vermeld dat het behandeltraject van eiseres is afgerond, dat eiseres heeft aangegeven dat zij de gebeurtenissen een plek heeft gegeven, inzicht heeft gekregen in haar patronen en haar grenzen heeft leren herkennen, benoemen en beter te bewaken. Omdat eiseres hulp wil bij verschillende moeilijkheden in het gezin is zij door de psycholoog doorverwezen naar [naam verzekeringsarts] . Door [naam verzekeringsarts] is een behandelplan opgesteld. Uit dat behandelplan blijkt alleen van somberheidsklachten en een matige depressie. Ook uit de medische informatie van psycholoog [naam psycholoog] van 10 augustus 2018, alhoewel van ruim voor datum in geding, blijkt ‘slechts’ een milde depressieve episode en evenmin van een noodzaak tot recuperatie of urenbeperking. De rechtbank ziet dan ook onvoldoende aanleiding voor het oordeel dat een urenbeperking gesteld had moeten worden noch voor raadpleging van een onafhankelijk deskundige.
Nu niet is gebleken dat in de FML van 4 juli 2019 de beperkingen van eiseres zijn onderschat, gaat de rechtbank voor de verdere beoordeling uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180), inpakker (Sbc-code 111190) en wikkelaar (Sbc-code 267053).
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) heeft de door de arbeidsdeskundige geduide functies nogmaals beoordeeld op geschiktheid en die geschikt bevonden voor eiseres.
5.2
Arbeidskundige beroepsgronden
Eiseres stelt dat een werkdag van 8 uur niet realistisch en onhaalbaar is gelet op haar dagelijks noodzakelijke rustmomenten.
5.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportages van de arbeidsdeskundige van 18 juli 2019 en van de arbeidsdeskundige b&b van 6 februari 2020. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies.
De stelling van eiseres dat zij de geduide functies niet kan verrichten omdat een werkdag van 8 uur niet realistisch en onhaalbaar is komt voort uit haar opvatting dat zij meer beperkt is dan door de verzekeringsartsen aangenomen. Zoals de rechtbank in overweging 4.3 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist. Overigens is bij het duiden van de functies rekening gehouden met de maatman van eiseres en dus met het gegeven dat zij voor uitval slechts 24 uur per week werkte.
De hiervoor genoemde functies mochten daarom worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 18 augustus 2019.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
7.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen reden om een proceskosten-veroordeling uit te spreken. Ook bestaat geen aanleiding om te bepalen dat het griffierecht aan eiseres moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 4 februari 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.