Op 4 februari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak van eiseres tegen het UWV, waarbij eiseres een beroep had ingesteld tegen de weigering van een WIA-uitkering. Eiseres had zich op 20 augustus 2017 ziek gemeld en ontving aanvankelijk een Ziektewet-uitkering. Het UWV weigerde echter per 18 augustus 2019 een WIA-uitkering, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Tijdens de zitting op 7 januari 2021 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, bijgestaan door haar partner, terwijl het UWV werd vertegenwoordigd door mr. M.W.G. Bombeeck.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig is uitgevoerd. De primaire arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) hebben eiseres onderzocht en relevante medische informatie betrokken. De rechtbank concludeert dat eiseres niet volledig arbeidsongeschikt is, omdat zij niet voldoet aan de criteria voor volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. Eiseres heeft weliswaar psychische klachten, maar deze zijn niet van dien aard dat zij niet in staat zou zijn om arbeid te verrichten.
De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder de noodzaak voor een urenbeperking, verworpen. De verzekeringsartsen hebben gemotiveerd waarom een urenbeperking niet nodig was en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien om aan de juistheid van hun oordeel te twijfelen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de weigering van de WIA-uitkering door het UWV terecht was. Eiseres kan binnen zes weken na de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.