ECLI:NL:RBZWB:2021:4470
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van onroerende zaak door heffingsambtenaar
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen op Zoom over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning voor het jaar 2020. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 181.000, terwijl de belanghebbende van mening was dat deze waarde te hoog was en maximaal € 150.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde heeft onderbouwd met een taxatierapport en vergelijkingsobjecten, en dat de belanghebbende niet is verschenen op de zitting, ondanks een correcte uitnodiging. De rechtbank heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld en heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij de relevante wettelijke bepalingen en de vergelijkingsmethode voor de waardebepaling van onroerende zaken in acht genomen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.