ECLI:NL:RBZWB:2021:447
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep inzake WIA-uitkering
Op 4 februari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Goirle als verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) als verweerder. De zaak betreft een verzoek om veroordeling in de proceskosten na het intrekken van een beroep tegen een besluit van het UWV inzake de toekenning van een WIA-uitkering aan een ex-werkneemster. Het UWV had eerder op 25 juli 2019 een besluit genomen, maar trok dit besluit op 31 augustus 2020 in, waarbij het UWV concludeerde dat de ex-werkneemster duurzaam geen benutbare mogelijkheden had en haar alsnog een IVA-uitkering toekende.
Na het intrekken van het beroep heeft verzoekster het UWV verzocht om veroordeling in de proceskosten. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank oordeelde dat het UWV aan verzoekster was tegemoetgekomen, wat aanleiding gaf om het UWV te veroordelen in de gemaakte proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 345,-- aan verzoekster dient te vergoeden, waardoor een aparte veroordeling hiervoor niet nodig was.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.068,--, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.