ECLI:NL:RBZWB:2021:444

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 februari 2021
Publicatiedatum
4 februari 2021
Zaaknummer
AWB- 19_5509
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen afwijzing A1-verklaring door Sociale Verzekeringsbank

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen verzoeker en de Sociale Verzekeringsbank (Svb). Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen vier besluiten van de Svb, waarbij zijn aanvragen voor A1-verklaringen werden afgewezen en eerder afgegeven A1-verklaringen werden ingetrokken. De Svb verklaarde het bezwaar van verzoeker niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. Verzoeker en een B.V. hebben hiertegen beroep ingesteld, dat op 25 augustus 2020 werd behandeld. Tijdens de zitting gaf de Svb aan de A1-verklaringen opnieuw te willen bekijken, waarna het onderzoek werd geschorst.

Op 21 september 2020 heeft de Svb een besluit van 3 september 2020 ingediend, waarin werd aangegeven dat alsnog een A1-verklaring aan verzoeker zou worden afgegeven voor de periode van 16 oktober 2016 tot en met 31 december 2018. Verzoeker trok vervolgens zijn beroep in, maar verzocht de Svb in de proceskosten te veroordelen. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten.

De rechtbank oordeelde dat de Svb aan verzoeker tegemoet was gekomen en heeft de Svb veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 1.068. Daarnaast overwoog de rechtbank dat de Svb op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 47 aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter T. Peters, in aanwezigheid van griffier A.J.J. Sterks.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/5509 BESLU
uitspraak van 4 februari 2021 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[verzoeker] , te [plaatsnaam] , verzoeker,

gemachtigde: mr. L.K. Wouterse,
en

De Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Breda (de Svb), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 12 april 2019 heeft de Svb verzoekers aanvraag voor de afgifte van een zogenoemde A1-verklaring afgewezen.
In een afzonderlijk besluit van 12 april 2019 heeft de Svb de verstrekte A1-verklaring over de periode van 6 augustus 2018 tot en met 31 december 2018 ingetrokken.
In een afzonderlijk besluit van 12 april 2019 heeft de Svb de verstrekte A1-verklaring over de periode van 1 januari 2018 tot en met 5 augustus 2018 ingetrokken.
In een afzonderlijk besluit van 12 april 2019 heeft de Svb de verstrekte A1-verklaring over de periode van 21 oktober 2016 tot en met 31 december 2017 ingetrokken.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze vier besluiten.
In het besluit van 18 september 2019 heeft de Svb het bezwaar van verzoeker tegen de primaire besluiten niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Zowel [verzoeker] als [naam B.V.] . hebben hiertegen beroep ingesteld.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 25 augustus 2020. Hierbij waren aanwezig verzoeker, zijn gemachtigde, en de heer [aanwezige 1] en de heer [aanwezige 2] namens [naam B.V.] De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.A. Buskens.
De Svb heeft ter zitting aangegeven dat opnieuw bekeken zal worden of er A1-verklaringen aan verzoeker kunnen worden afgegeven. De rechtbank heeft daarom ter zitting het onderzoek geschorst om de Svb in de gelegenheid te stellen de uitkomst van de heroverweging kenbaar te maken.
Bij brief van 21 september 2020 heeft de Svb een besluit van 3 september 2020 aan de rechtbank toegezonden. Hieruit blijkt dat er alsnog een A1-verklaring aan verzoeker wordt afgegeven over de periode van 16 oktober 2016 tot en met 31 december 2018.
Vervolgens heeft verzoeker het beroep ingetrokken, met het verzoek de Svb te veroordelen in de proceskosten. De Svb heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 3 september 2020 dat de Svb aan verzoeker is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding de Svb te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,‑ en wegingsfactor 1).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat de Svb op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 47 aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.068.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.