Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
indicatievesnelheid bedraagt 112 km/per uur. Hoe de snelheid zich tussen het moment van het berekenen van deze indicatieve snelheid en het moment van de botsing zich heeft ontwikkeld, bijvoorbeeld door eventueel het loslaten van gas en remmen zoals verdachte heeft verklaard, is niet vast te stellen. Wel lijkt uit de camerabeelden vanaf 42 meter voor de kruising, die niet in de gemiddelde snelheidsberekening zijn meegenomen, te volgen dat er daadwerkelijk snelheid is geminderd. Uit het dossier valt echter niet af te leiden exact hoe snel verdachte reed op het moment van de botsing. Dat verdachte de maximum toegestane snelheid ter plaatse van 50 km/per uur in ernstige mate heeft overschreden staat voor de rechtbank wel vast gelet op de hiervoor genoemde indicatieve snelheid, die verdachte op circa 42 meter voor het kruispunt nog had, en gelet op de impact van de botsing op [Slachtoffer] en haar fiets, die door de botsing meters hoog de lucht in werden gelanceerd. De verklaring van verdachte dat hij bij het naderen van de kruising slechts 60 km/per uur zou hebben gereden wordt ook op verschillende punten in het dossier weersproken.
- met een snelheid waarbij de wettelijke maximum snelheid ter plaatse van 50 kilometer per uur in ernstige mate werd overschreden,
- en terwijl hij een gevaarlijke kruising aangegeven door het waarschuwingsbord J8 op reed,
- en zijn, verdachtes, motorrijtuig niet tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover verdachte de weg kon overzien en deze vrij was,
5.De strafbaarheid
6.De strafoplegging
7.Het beslag
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
een taakstraf van 240 uren;
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
een gevangenisstraf van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 24 maanden, waarvan 20 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met aftrek van de (één) dag dat het rijbewijs ingehouden is geweest;