ECLI:NL:RBZWB:2021:4406

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 augustus 2021
Publicatiedatum
31 augustus 2021
Zaaknummer
AWB- 21_2630
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig nemen van besluit over last onder dwangsom

Op 31 augustus 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena. De eiser, eigenaar van een perceel, had op 16 juni 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing door het college over het opleggen van een last onder dwangsom. De rechtbank Oost-Brabant had het beroep doorgezonden naar de Rechtbank Zeeland-West-Brabant voor behandeling. De rechtbank heeft het beroepschrift op 21 juni 2021 ontvangen en besloot het beroep versneld te behandelen, waarbij een zitting achterwege bleef.

De rechtbank overwoog dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Echter, tegen het niet tijdig nemen van een ambtshalve besluit kan geen beroep worden ingesteld als er geen wettelijke termijn is vastgesteld voor het nemen van dat besluit. In dit geval was er geen termijn in de Awb voor het college om een beslissing te nemen over het opleggen van een last onder dwangsom na de bekendmaking van het voornemen en de ontvangst van de zienswijze van de eiser.

Daarom verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, en werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzending van de uitspraak verzet in te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2630 GEMW

uitspraak van 31 augustus 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam 1] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 16 juni 2021 beroep ingesteld bij de rechtbank Oost-Brabant tegen het niet tijdig nemen van een beslissing door het college over het al dan niet aan hem opleggen van een last onder dwangsom.
De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroep doorgezonden naar deze rechtbank voor behandeling. De rechtbank heeft het beroepschrift en de bijbehorende stukken op 21 juni 2021 ontvangen.
De rechtbank heeft besloten het beroep versneld te behandelen, onder toepassing van afdeling 8.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vervolgens toepassing gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Awb, zodat een behandeling ter zitting achterwege is gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser is de eigenaar van het perceel [adres] , kadastraal bekend [naam perceel 2] , sectie E, nummer [kadastraal nummer] , te [plaatsnaam 2] .
Op 1 maart 2021 heeft het college aan eiser een brief gestuurd waarin het voornemen bekend wordt gemaakt om hem een last onder dwangsom op te leggen tot het verwijderen en verwijderd houden van een erfafscheiding, een terras en een damwand.
Op 16 maart 2021 heeft eiser hiertegen een schriftelijke zienswijze ingediend.
Op 25 mei 2021 heeft eiser het college in gebreke gesteld.
Op 16 juni 2021 heeft eiser beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing over het al dan niet opleggen van een last onder dwangsom.
Het college heeft een verweerschrift ingediend. Het college verzoekt de rechtbank om eiser niet-ontvankelijk te verklaren.
2. Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijkgesteld: het niet tijdig nemen van een besluit.
Ingevolge artikel 6:12, eerste lid, is het beroep indien het is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet aan een termijn gebonden.
Ingevolge het tweede lid, kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen of een van rechtswege verleende beschikking bekend te maken, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft meegedeeld dat het in gebreke is.
3. De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een ambtshalve besluit geen beroep kan worden ingesteld indien in de wet geen termijn is bepaald waarbinnen een dergelijk besluit moet zijn genomen [1] . De dwangsomregeling is dan niet van toepassing.
Het gaat hier niet om een besluit van het college op een aanvraag, maar om een ambtshalve besluit. Er is geen termijn in de Awb vastgelegd voor het nemen van een besluit over het al dan niet opleggen van een last onder dwangsom, na de bekendmaking van het voornemen om een last op te leggen en de ontvangst van een zienswijze. Het is dus niet mogelijk beroep in te stellen tegen het uitblijven van een definitief besluit hierover.
4. De rechtbank begrijpt dat eiser graag wil weten waar hij aan toe is. Het is echter in deze situatie niet mogelijk om aan het college een dwangsom op te leggen. Het beroep is niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 31 augustus 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 mei 2010, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:RVS:2010:BM3260, overweging 2.6.