ECLI:NL:RBZWB:2021:438

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 februari 2021
Publicatiedatum
3 februari 2021
Zaaknummer
AWB- 19_5677
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging Ziektewet-uitkering en geschil over arbeidsongeschiktheidseisen

Op 1 februari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiseres en het UWV. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 2 oktober 2019, waarin haar Ziektewet-uitkering per 13 augustus 2019 werd beëindigd. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, na een zorgvuldige beoordeling van de medische rapportages en de argumenten van eiseres. Eiseres, die als grafisch vormgever werkte, was sinds 9 juli 2018 arbeidsongeschikt door psychische klachten. Het UWV had haar ZW-uitkering toegekend, maar na een eerstejaarsbeoordeling werd deze beëindigd. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en dat de medische beoordeling door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd. Eiseres had aangevoerd dat haar psychische problematiek niet goed was vastgesteld, maar de rechtbank vond dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met haar klachten. De rechtbank concludeerde dat de geselecteerde functies voor de berekening van de arbeidsongeschiktheid passend waren en dat het UWV de ZW-uitkering terecht had beëindigd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/5677 ZW

uitspraak van 1 februari 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 2 oktober 2019 (bestreden besluit) van het UWV inzake haar aanspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 9 november 2020. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.M. van Gent.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met zes weken verlengd.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is werkzaam geweest als grafisch vormgever voor 37,5 uur per week. Voor dat werk is zij op 9 juli 2018 uitgevallen vanwege psychische klachten.
Het UWV heeft met ingang van 1 oktober 2018 (na einde dienstverband) aan eiseres een ZW-uitkering toegekend. Bij besluit van 12 juli 2019 (primair besluit) heeft het UWV na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling de ZW-uitkering beëindigd met ingang van
13 augustus 2019. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2. In geschil is of het UWV terecht de ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd per 13 augustus 2019.
3. De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).
4. Niet in geschil is dat eiseres 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiseres in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
5. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
De verzekeringsarts heeft op 2 juli 2019 gerapporteerd dat eiseres is uitgevallen met psychische klachten ten gevolge van trauma’s die ze 10 jaar geleden heeft opgelopen. Ze heeft last van depressie, nachtmerries, herbelevingen en automutilatie. Ze heeft een jaar intensieve behandeling gevolgd middels EMDR en ze heeft tijdelijk medicatie gebruikt, maar vanwege de vermindering van somberheid is ze daarmee gestopt. Ze kan nog niet goed omgaan met spanning/druk/stress en ze heeft moeite met sociale contacten die ze het liefst vermijdt, maar ze merkt wel verbetering. Volgens de verzekeringsarts is eiseres niet volledig arbeidsongeschikt op medische gronden, omdat niet voldaan is aan de criteria van opname in een ziekenhuis of instelling, bedlegerigheid, ADL-afhankelijkheid, onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren op het gebied van zelfverzorging, het samenlevingsverband en de sociale contacten buiten het gezin/werkrelaties, of een te verwachten verlies aan mogelijkheden binnen drie maanden. Er zijn beperkingen op het gebied van persoonlijk en sociaal functioneren en ten aanzien van werktijden. De verzekeringsarts verwacht binnen een jaar relevante verbetering door het natuurlijk herstel van de aandoening en/of door adequate behandeling.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 2 juli 2019.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier bestudeerd en eiseres gezien op de hoorzitting. Hij heeft in zijn rapport van 2 oktober 2019 geconcludeerd dat de beperkingen van eiseres goed zijn weergegeven in de FML van 2 juli 2019. Er zijn in voldoende mate beperkingen opgenomen in persoonlijk en sociaal functioneren en er is een redelijke urenbeperking gegeven. Uit de primaire rapportage blijkt dat voldoende gegevens voorhanden waren om de belastbaarheid te kunnen vaststellen. De verzekeringsarts b&b wijkt dan ook niet af van de visie van de primaire verzekeringsarts. Er zijn geen nieuwe medische feiten naar voren gekomen die aanleiding geven om tot een ander verzekeringsgeneeskundig oordeel per datum in geding te komen. Eiseres is behoorlijk actief, rijdt auto, doet boodschappen, helpt in de huishouding en heeft betekenisvolle contacten. Verder merkt de verzekeringsarts b&b op dat afwezigheid uit het arbeidsproces niet heeft geleid tot klachtenreductie. Hij is van mening dat het deelnemen aan het arbeidsproces juist herstel bevorderend zou werken.
5.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat haar (meervoudige) psychische problematiek niet juist en objectief is vastgesteld, waardoor haar belastbaarheid ook niet goed in kaart is gebracht. De verzekeringsarts heeft onmogelijk binnen 45 minuten een goede inschatting kunnen maken van haar beperkingen. De cognitieve beperkingen in de rubrieken 1 en 2 hadden gemeten kunnen worden, maar dat is ten onrechte niet gedaan. Verder heeft de verzekeringsarts nagelaten informatie bij de behandelend sector op te vragen. Er is wel volgens het protocol gehandeld, maar de protocollen zijn gedateerd en doen geen recht aan haar situatie. Uit het feit dat eiseres het zes maanden durende traject ‘fit naar werk’ van het UWV mocht volgen, blijkt volgens eiseres dat het UWV ervan overtuigd was dat haar herstel nog minimaal zes maanden zou duren. Twee maanden nadat zij met het traject is gestart is de ZW-uitkering echter beëindigd. Hierdoor verslechtert haar psychische toestand en wordt herstel uitzichtloos.
5.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde psychische problematiek en beperkingen in het sociaal functioneren. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
De beroepsgronden geven de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. De constatering van eiseres dat haar bezoek aan de verzekeringsarts slechts korte tijd in beslag heeft genomen kan niet leiden tot het oordeel dat dit verzekeringsgeneeskundig onderzoek onvoldoende zorgvuldig zou zijn uitgevoerd. De bezwaarverzekeringsarts heeft eiseres gezien op de hoorzitting, maar daarnaast ook het dossier en de eerder over eiseres uitgebrachte verzekeringsgeneeskundige rapportage bestudeerd. Hij heeft in zijn rapport van 13 februari 2020 aangegeven dat er geen onduidelijkheid bestaat met betrekking tot de diagnostiek van haar psychische problematiek. Het opvragen van informatie bij de behandelaars heeft onder deze omstandigheden geen aanvullende betekenis, zodat er geen reden was om de behandelaars te benaderen. Bovendien is het vaststellen van de belastbaarheid een specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts, die niet door een psychiater of behandelaar gedaan kan worden. Om de stelling van eiseres te kunnen onderbouwen dat de beperkingen in de rubrieken 1 en 2 niet juist in kaart zijn gebracht, heeft de rechtbank (de gemachtigde van) eiseres ter zitting in de gelegenheid gesteld om alsnog aanvullende medische informatie van de behandelaars ten tijde van de datum in geding in te brengen, maar de gemachtigde heeft van deze mogelijkheid afgezien. Andere inhoudelijke medische argumenten die voor de verzekeringsarts b&b aanleiding zouden kunnen geven tot een ander belastbaarheidsoordeel, zijn niet aangevoerd.
Verder is eiseres van mening dat het onderzoek weliswaar overeenkomstig de protocollen – en daarmee zorgvuldig – is uitgevoerd, maar stelt zij (de inhoud van) de protocollen zelf ter discussie. De rechtbank stelt voorop dat de inhoud van de protocollen niet door haar kunnen worden getoetst. Verzekeringsartsen gebruiken de protocollen als hulpmiddel om de medische beoordeling zorgvuldig, inzichtelijk en consistent uit te voeren. In uitzonderingssituaties kan van de protocollen worden afgeweken, maar eiseres heeft geen bijzondere omstandigheid aangevoerd die aanleiding zou kunnen geven tot afwijking van de protocollen.
Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat het door het re-integratiebureau aangeboden ‘fit naar werk’-traject los staat van de eerstejaarsbeoordeling door het UWV. Het feit dat eiseres het traject mocht volgen, betekent niet per definitie dat ze niet in staat is om algemeen geaccepteerde arbeid te verrichten.
Nu niet is gebleken dat in de FML van 2 juli 2019 de beperkingen van eiseres zijn onderschat, gaat de rechtbank voor de verdere beoordeling uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
6.1
Een arbeidsdeskundige van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker textiel, geen kleding (Sbc-code 272043), productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180) en textielproductenmaker, excl. vervaardigen textiel (Sbc-code 111160).
6.2
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 11 juli 2019
.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
7. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 13 augustus 2019.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
8. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen reden om een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. Graumans, griffier, op 1 februari 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.