6.3Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft op 26 december 2020 brand gesticht in een [Naam 1] waar zij op dat moment verbleef. Daarbij is niet alleen gevaar voor goederen, maar ook voor andere in deze instelling aanwezige personen, onder wie het personeel, te duchten geweest. Het personeel was genoodzaakt om de gehele afdeling waar verdachte verbleef te evacueren. Anderhalve maand later, op 11 februari 2021, toen zij in een andere [Naam 1] verbleef, heeft verdachte wederom geprobeerd brand te stichten door een brandende sigaret bij haar trui te houden. Door alert optreden van het personeel van de instelling is het toen bij een poging gebleven.
Brandstichting is uitermate gevaarlijk gedrag, vooral als er personen in de omgeving zijn, zoals ook op 26 december 2020 het geval was. Daarnaast zorgen dergelijke brandstichtingen voor grote onrust en overlast voor het personeel en de vaak mentaal kwetsbare patiënten van de instelling. Het is te danken aan de alertheid en de inzet van het personeel dat de gevolgen van de brandstichtingen niet veel ernstiger zijn geweest.
De adviezen van de deskundigen
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de inhoud van de over verdachte opgemaakte rapportages.
Uit de dubbelrapportage van [Naam 7] en [Naam 8] van 25 mei 2021 maakt de rechtbank op dat bij verdachte sprake is van een posttraumatische stressstoornis, een dissociatieve identiteitsstoornis, een andere gespecificeerde voedings- of eetstoornis en een borderline persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast is er een lichte stoornis in alcoholgebruik, ten tijde van het onderzoek in remissie. Deze stoornissen waren ook ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten aanwezig en zij zorgen bij verdachte voor een structureel hoog spanningsniveau bij een hoge draaglast en uitgeholde draagkracht. Spanningen en negatieve emoties leiden gemakkelijk tot ontregeling (dit vloeit voort uit de borderline persoonlijkheidsstoornis en de dissociatieve identiteitsstoornis) waarbij de controlemogelijkheden van verdachte tekortschieten. Er is een jarenlang bestaand patroon dat verdachte bij ontregeling neigt tot acting out/afreageren van spanningen. Dat doet zij doorgaans met automutileren, suïcidaal gedrag, spullen kapot gooien en nu ook door middel van brandstichting.
Deze deskundigen hebben geadviseerd om het ten laste gelegde verminderd aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt dit advies over.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld welke afdoening in de zin van een straf en/of maatregel passend en geboden is en daarbij het meest recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van verdachte. Bij de beantwoording van die vraag heeft de rechtbank rekening gehouden met de over verdachte opgemaakte rapporten, zoals de hiervoor genoemde rapportage, en met wat de deskundigen op de terechtzitting hebben verklaard.
Uit de rapportage van de hierboven genoemde deskundigen [Naam 7] en [Naam 8] blijkt dat het recidiverisico op brandstichting als matig tot hoog wordt ingeschat. De deskundigen stellen dat verdachte in een open behandelsetting en vrijwillig kader de autonomie en het zelfsturend vermogen mist om zich aan de afspraken te houden dat zij niet zal automutileren, brandstichten of (ander) suïcidaal gedrag zal vertonen. Het recidivegevaar kan alleen worden afgewend bij duidelijke regels en structuur, waarbij de behandelinstelling voldoende beveiligende maatregelen moet kunnen inzetten. De rapporteurs achten een langdurige klinische behandeling geïndiceerd in een setting die bestand is tegen het ageergedrag van verdachte.
De ter zitting aanwezige [Naam 7] heeft een duur van minimaal anderhalf tot twee jaar genoemd als periode voor de klinische start van de behandeling.
De rapporteurs hebben in hun rapportage vier alternatieven genoemd voor de behandeling van verdachte, waaronder de zorgmachtiging, de bijzondere voorwaarden behorende bij een voorwaardelijk strafdeel en de tbs met voorwaarden. De voorkeur van de rapporteurs gaat uit naar bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel, gecombineerd met een zorgmachtiging.
Ten aanzien van tbs met voorwaarden stellen de rapporteurs dat dit kader de behandeling het beste borgt, vanwege de mogelijkheid tot langdurige en intensieve behandeling en de mogelijkheid om te resocialiseren met duidelijke en strakke kaders. Gezien de huidige houding van verdachte, waarbij zij aangeeft dat zij open staat voor hulp en mee zal werken aan behandeling, en nu zij bovendien relatief stabiel is mede door de structuur en begeleiding in detentie, achten rapporteurs tbs met voorwaarden haalbaar.
In het maatregelrapport van de reclassering wordt vermeld dat de reclassering op dit moment geen mogelijkheden ziet om de kans tot recidive te beperken in het kader van een voorwaardelijke straf. De reclassering is van mening dat, mede gelet op het advies van de hierboven genoemde rapporteurs, een tbs met voorwaarden in combinatie met een zorgmachtiging uitkomst kan bieden. De reclassering vermeldt vervolgens in het maatregelrapport de voorwaarden waaraan verdachte zal moeten voldoen.
Straf en/of maatregel
De rechtbank overweegt dat sprake is van zeer ernstige strafbare feiten en dat verdachte een zeer complexe persoonlijkheidsproblematiek heeft. Verdachte kent een zeer lange geschiedenis bij de [Naam 1] . Met de deskundigen van de dubbelrapportage is de rechtbank van oordeel dat verdachte een langdurig behandeltraject nodig heeft, niet alleen bestaande uit een klinische behandeling die mogelijk twee jaar zal duren, maar daarna ook nog een (ambulant) langdurig traject in het kader van begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
Gelet op de inhoud van de rapporten, de aard en ernst van de feiten en het strafblad van verdachte is de rechtbank, anders dan de raadsvrouw van verdachte, van oordeel dat een maatregel van tbs met voorwaarden noodzakelijk is omdat alleen deze voldoende borging biedt ten aanzien van de noodzakelijke duur en de aard van de zorg.
De tbs met voorwaarden kent een aantal voordelen ten opzichte van een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden en daarnaast een klinische opname op basis van een zorgmachtiging, zoals de raadsvrouw, overeenkomstig het voorstel van de deskundigen, voorstaat. Allereerst is van belang dat nu juist de tbs met voorwaarden een langdurig, voldoende beveiligd behandeltraject mogelijk maakt.
Daarnaast is de rechtbank, anders dan de verdediging, van oordeel dat een opname op grond van een zorgmachtiging in deze zaak geen reëel alternatief is voor tbs met voorwaarden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat een zorgmachtiging in eerste instantie slechts voor een half jaar kan worden afgegeven. Weliswaar is een verlenging van de zorgmachtiging juridisch mogelijk, maar er bestaat onvoldoende zekerheid dat na een half jaar opnieuw een zorgmachtiging zal worden afgegeven. Ook het noodzakelijk geachte langdurige toezicht na de klinische behandeling is via een zorgmachtiging niet (op voorhand dwingend) te realiseren. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat de eerder op 13 januari 2021 afgegeven zorgmachtiging - om wat voor reden dan ook - niet heeft kunnen voorkomen dat verdachte is gerecidiveerd.
Kortom, de rechtbank ziet een tbs met voorwaarden in het geval van verdachte niet als “ultimum remedium” zoals de raadsvrouw stelt, maar als “optimum remedium”.
De rechtbank stelt vast dat voldaan wordt aan de eisen die de wet stelt aan het opleggen van een tbs-maatregel, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een ziekelijke stoornis van haar geestvermogens;
- op de gepleegde misdrijven is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel.
De rechtbank overweegt voorts dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom langer dan vier jaar zijn.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen andere mogelijkheid dan aan verdachte een tbs-maatregel op te leggen. Slechts op die wijze wordt de veiligheid van anderen, gelet op de problematiek van verdachte en de kans op herhaling, voldoende gegarandeerd.
De rechtbank is van oordeel dat volstaan kan worden met het opleggen van de voorwaarden, zoals die zijn vermeld in het maatregelrapport van Reclassering Nederland van 29 juli 2021.
Verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving van die voorwaarden.
De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking dat zij per heden op het verzoekschrift van de officier van justitie, dat gecombineerd met deze strafzaak is behandeld, voor verdachte een zorgmachtiging heeft verleend. Deze zorgmachtiging is beperkt tot zorg rondom het verplicht innemen van medicatie.
Gevangenisstraf
Daarnaast acht de rechtbank een gevangenisstraf van 230 dagen noodzakelijk. Bij de bepaling van de duur van die straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de mate waarin het feit aan verdachte kan worden toegerekend enerzijds en de impact die het feit op de samenleving heeft gehad anderzijds. Voorts is rekening gehouden met het belang van verdachte en van de maatschappij dat de behandeling van verdachte zo snel mogelijk dient aan te vangen.
Hoewel de rechtbank de gevorderde gevangenisstraf van 260 dagen passend acht voor de ernst van de feiten en de impact die dit op de betrokken personen heeft gehad, zal zij deze gevangenisstraf iets inkorten nu zij het belang van verdachte op een zo snel mogelijke start van haar behandeling in een daartoe geschikte kliniek voorop vindt staan. Ter zitting is door de medewerker van de reclassering meegedeeld dat de FPA De Mare eerst na sluiting van het onderzoek een beslissing neemt over het accepteren van verdachte in de kliniek. Mocht verdachte daar niet geaccepteerd worden, dan zal het DIZ met spoed naar een andere kliniek op zoek gaan en tevens verantwoordelijk zijn voor zorg aan verdachte ter overbrugging van een eventuele wachttijd. Een gevangenisstraf van 230 dagen biedt de reclassering nog een maand om een voor verdachte geschikte kliniek te vinden. Deze periode moet ertoe leiden dat het IFZ/DIZ spoed zet achter het vinden van een geschikte kliniek en dat verdachte niet nodeloos lang hoeft te wachten op een behandelplek.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank zal voorts de dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs met voorwaarden bevelen zodat direct na afloop van de detentie kan worden begonnen met de uitvoering van de voorwaarden. Naar het oordeel van de rechtbank dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte, indien zij niet wordt behandeld en begeleid, wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.