ECLI:NL:RBZWB:2021:436

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 februari 2021
Publicatiedatum
3 februari 2021
Zaaknummer
AWB- 20_10182 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de geldigheid van het rijbewijs in verband met drugsgebruik

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) en een belanghebbende. De zaak betreft de schorsing van de geldigheid van het rijbewijs van de belanghebbende, die door het CBR was opgelegd in afwachting van een onderzoek naar zijn drugsgebruik. Het CBR had op 24 augustus 2020 aan de belanghebbende meegedeeld dat hij een onderzoek moest ondergaan en dat zijn rijbewijs geschorst werd totdat de uitslag van dit onderzoek bekend was.

Na een bezwaarprocedure, waarin het CBR het bezwaar van de belanghebbende ongegrond verklaarde, heeft de voorzieningenrechter op 25 september 2020 een voorlopige voorziening getroffen. Deze voorziening hield in dat de schorsing van de geldigheid van het rijbewijs werd opgeschort totdat het CBR een besluit had genomen over de resultaten van het onderzoek naar de rijgeschiktheid. Het CBR ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, maar de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verklaarde zich onbevoegd en wees het verzoek om voorlopige voorziening af.

Op 14 december 2020 heeft het CBR een verzoek ingediend tot opheffing van de voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 1 februari 2021, waarbij de belanghebbende aanwezig was en mr. S. Sheikchote namens het CBR via Skype deelnam. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek tot opheffing van de voorlopige voorziening toewijsbaar was, omdat deze niet in overeenstemming was met het oordeel in de hoofdzaak. De voorzieningenrechter heeft daarom de op 25 september 2020 getroffen voorlopige voorziening met onmiddellijke ingang opgeheven, waardoor de schorsing van de geldigheid van het rijbewijs van de belanghebbende weer van kracht is.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/10182 WVW VV
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 1 februari 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), verzoeker,
en

[naam belanghebbende], te [woonplaats belanghebbende], belanghebbende.

Procesverloop

Bij besluit van 24 augustus 2020 heeft het CBR aan belanghebbende meegedeeld dat hij een onderzoek dient te ondergaan naar zijn drugsgebruik en dat de geldigheid van zijn rijbewijs in afwachting van de uitslag van dit onderzoek wordt geschorst.
Bij bestreden besluit van 11 september 2020 heeft het CBR het bezwaar van belanghebbende hiertegen (kennelijk) ongegrond verklaard.
De voorzieningenrechter heeft op 25 september 2020 bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van 11 september 2020 geschorst voor zover het betreft de schorsing van de geldigheid van het rijbewijs, tot het moment waarop het CBR een besluit heeft genomen over de resultaten van het onderzoek naar de rijgeschiktheid van verzoeker, en het CBR opgedragen onmiddellijk het rijbewijs aan belanghebbende terug te geven. Daarnaast is het beroep ongegrond verklaard.
Het CBR is tegen deze uitspraak in hoger beroep gegaan. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) heeft op 3 december 2020 uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter van de AbRS heeft zich onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
Vervolgens heeft het CBR op 14 december 2020 bij de rechtbank een verzoek ingediend tot opheffing van de getroffen voorlopige voorziening.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 1 februari 2021. Belanghebbende is verschenen. Namens het CBR heeft mr. S. Sheikchote via Skype aan de zitting deelgenomen.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de voorzieningenrechter mondeling uitspraak gedaan.

Overwegingen

Met de voorzieningenrechter van de AbRS en het CBR stelt de voorzieningenrechter vast dat het verzoek tot het opheffen van de voorlopige voorziening voor toewijzing in aanmerking komt, omdat de getroffen voorlopige voorziening niet in overeenstemming is met het oordeel in de hoofdzaak dat het beroep ongegrond is.
Dit betekent dat de geldigheid van het rijbewijs van belanghebbende weer is geschorst en dat belanghebbende zijn rijbewijs moet opsturen naar het CBR.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- heft de op 25 september 2020 in de procedure met zaaknummer BRE 20/8317 WVW VV getroffen voorlopige voorziening met onmiddellijke ingang op.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both, griffier, op 1 februari 2021.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.