Naar aanleiding van ontwikkelingen na maart 2021, heeft de Raad zijn advies van 22 januari 2021 heroverwogen en bij voornoemde rapport en advies d.d. 9 juli 2021 opnieuw (aanvullend) gerapporteerd en geadviseerd.
Bij voornoemd rapport van 9 juli 2021 handhaaft de Raad het advies om de voogdij van de grootmoeder mz te beëindigen. De Raad legt daaraan ten grondslag dat, hoewel [minderjarige] niet langer bij haar vader opgroeit, de verhouding tussen haar en de grootmoeder mz ongewijzigd is. [minderjarige] verblijft momenteel met een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin en dus niet bij de grootmoeder mz. De Raad verwijst naar het rapport en advies d.d. 22 januari 2021. Hieruit is gebleken dat de grootmoeder mz onvoldoende kan aansluiten bij de opvoedbehoeften van [minderjarige] . Daarnaast verblijft [minderjarige] al enige tijd niet meer bij de grootmoeder mz, waardoor zij meer op afstand van elkaar zijn komen te staan. De Raad is van mening dat het voor [minderjarige] duidelijk moet zijn dat een terugplaatsing bij haar oma niet
meer aan de orde is.
In tegenstelling tot zijn advies van 22 januari 2021, waarbij de Raad heeft geadviseerd om beide ouders gezamenlijk met het gezag over [minderjarige] te belasten, adviseert de Raad nu om de moeder met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] te belasten. Gelet op de ontwikkelingen na maart 2021 zijn de ouders naar de mening van de Raad niet (meer) in staat om gezamenlijk het gezag over [minderjarige] uit te oefenen. De vader heeft zich in de afgelopen periode namelijk volledig onttrokken aan alle verantwoording met betrekking tot [minderjarige] . Hij is niet bereikbaar voor de moeder, de grootmoeder mz en de hulpverlening en hij reageert nergens meer op. Daarnaast is het onduidelijk of de vader in Nederland zal blijven of dat hij naar Aruba zal vertrekken. Om te voorkomen dat er geen (gezags-)beslissingen meer kunnen worden genomen over [minderjarige] of dit in de toekomst moeizaam zal verlopen, vindt de Raad het op dit moment niet mogelijk om de vader (mede) te belasten met het gezag over [minderjarige] . De Raad is van mening dat de moeder met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] dient te worden belast. De Raad vindt het van belang dat er nu duidelijkheid komt over het gezag.
Hoewel het tegenstrijdig lijkt om de moeder met het gezag over [minderjarige] te belasten nu het perspectief van [minderjarige] in het pleeggezin lijkt gelegen, heeft de Raad hierbij afgewogen dat de moeder de huidige plaatsing van [minderjarige] in het pleeggezin accepteert en ondersteunt en zij [minderjarige] niet lijkt te belasten met haar eigen emoties daarover. Ook respecteert de moeder de rol van de grootmoeder mz in het leven van [minderjarige] . Nu [minderjarige] bij het pleeggezin verblijft, is het volgens de Raad voor de moeder bovendien wellicht gemakkelijker om invulling te geven aan haar moederrol. Voortzetting van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] is volgens de Raad nog wel noodzakelijk gelet op de recente plaatsing van [minderjarige] in het pleeggezin. Mogelijk kan de plaatsing van [minderjarige] , aldus de Raad, op termijn op vrijwillige basis worden voortgezet.
Over de contacten tussen [minderjarige] en haar moeder/de grootmoeder mz stelt de Raad dat partijen hierover in de afgelopen periode afspraken hebben gemaakt. [minderjarige] zal eenmaal per veertien dagen van vrijdag uit school en tot zondag 19:00 uur bij haar moeder verblijven, alsmede tijdens (een deel van) de vakanties en feestdagen. De concrete invulling hiervan zal in het kader van de ondertoezichtstelling verder worden uitgewerkt. In de andere week zal [minderjarige] van vrijdag uit school tot 18:30 uur contact hebben met de grootmoeder mz.
Daarnaast zal [minderjarige] tijdens de vakanties soms bij haar oma logeren en is er sprake van tweewekelijks belcontact.
Over het contact tussen [minderjarige] en de ex-partner van de vader ( [ex partner vader] ) zijn geen structurele afspraken gemaakt. Dit zal steeds vrijblijvend plaatsvinden.
Over het contact tussen [minderjarige] en haar vader zijn evenmin afspraken gemaakt, omdat de vader niet reageert op uitnodigingen van de GI om het gesprek hierover aan te gaan. De Raad vindt het van belang dat [minderjarige] contact heeft met haar vader. Hoewel het nog onduidelijk is of de vader daadwerkelijk naar Aruba zal vertrekken, is het volgens de Raad wel van belang is dat [minderjarige] afscheid van hem kan nemen als hij vertrekt. Daarnaast dienen er afspraken te worden gemaakt over het contact op afstand. Zo zou er eenmaal per week een (beeld)contactmoment kunnen plaatsvinden. Als de vader besluit om in Nederland te blijven, dan vindt het Raad het van belang dat er een structurele omgangsregeling tussen hem en [minderjarige] wordt vastgelegd, waarbij zij (minimaal) eenmaal per week gedurende twee uren contact met elkaar hebben. Nu de vader niet meer wordt ondersteund door zijn ex-partner, lijkt hij volgens de Raad niet bij machte om [minderjarige] bij hem te laten logeren.
De Raad complimenteert ten slotte de moeder, de grootmoeder mz en de GI vanwege hun inspanningen in de afgelopen periode.