ECLI:NL:RBZWB:2021:4301

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 augustus 2021
Publicatiedatum
26 augustus 2021
Zaaknummer
AWB- 20_7319
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering en medische beoordeling van arbeidsongeschiktheid

Op 24 augustus 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het UWV, waarbij de eiser in beroep ging tegen de weigering van een WIA-uitkering. De eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.W. van de Wege, had eerder een uitkering aangevraagd die op 5 december 2019 geweigerd was. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, na een zorgvuldige beoordeling van de medische situatie van de eiser. Tijdens de zitting op 3 juni 2021 werd de eiser bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl het UWV vertegenwoordigd was door mr. A.P.J. Mijs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen van het UWV voldoende rekening hebben gehouden met de medische klachten van de eiser, waaronder een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis en depressieve klachten. De rechtbank concludeerde dat de medische beoordeling van de verzekeringsartsen adequaat was en dat de eiser niet voldeed aan de criteria voor een WIA-uitkering, aangezien zijn mate van arbeidsongeschiktheid onder de 35% lag. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, die stelde dat zijn beperkingen niet goed waren ingeschat, niet overtuigend geacht. De rechtbank heeft de beslissing van het UWV om de WIA-uitkering te weigeren per 5 december 2019 bevestigd en het beroep ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7319 WIA

uitspraak van 24 augustus 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. J.W. van de Wege, advocaat te Tilburg,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 18 juni 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake de weigering een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 3 juni 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. A.P.J. Mijs.
De termijn voor het doen van uitspraak is met zes weken verlengd.

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser is van 15 november 2017 tot 16 juni 2018 voor 36 uur per week werkzaam geweest als productiemedewerker timmerman bij [naam (ex-)werkgever] . Voor dat werk is hij op
7 december 2017 uitgevallen.
Bij besluit van 28 november 2019 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen per 5 december 2019. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 5 december 2019.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiser medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Verzekeringsarts Stoffels heeft eiser gezien op het spreekuur van 23 september 2019, heeft aanvullende informatie ingewonnen bij eisers behandelaar bij [naam geestelijke gezondheidszorg instelling] en heeft het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts rapporteert op 14 november 2019 het volgende. De brief van [naam geestelijke gezondheidszorg instelling] van 4 november 2019 bevestigt dat sprake is van een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis en een depressie met recidiverende episodes. Eiser heeft een langdurend behandeltraject doorlopen. Zijn klachten en functionerings-problemen zijn daarmee verminderd. Eisers behandelaar geeft aan dat perspectief en waardering bijdragen aan stabiliteit in het herstel in functioneren. Er zijn voor eiser beperkingen te benoemen ten aanzien van functioneren in een strikte gezagsverhouding en werken volgens vaste richtlijnen of structuur. De specifieke werkplek en werkomgeving zal voor eiser belangrijker zijn dan de specifieke functie. Een vorm van bemiddeling naar een passende werkplek lijkt wenselijk. Er is op grond van medische ziekte of gebrek geen grond om een beperking ten aanzien van de duurbelasting aan te nemen. De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 14 november 2019.
Verzekeringsarts b&b Huijsmans heeft het dossier bestudeerd en heeft informatie van de behandelend sector betrokken in de heroverweging. De verzekeringsarts b&b rapporteert op 16 april 2020 het volgende. Op basis van de beschikbare gegevens bestaat geen aanleiding de door de primaire verzekeringsarts beschreven medische belastbaarheid te wijzigen. Eisers diagnoses zijn een ongedifferentieerde persoonlijkheidsstoornis en reactieve stemmingsklachten. Hiervan gaat ook de behandelaar uit, zoals volgt uit diens informatie. Bij eiser is vooral sprake van een persoonlijkheidsstoornis, dat in principe geen psychische ziekte impliceert, maar een zo zijn. Eisers depressieve klachten zijn secundair aan de frustraties die hij door zijn persoonlijkheid oploopt. Er is vooral sprake van persoonlijke eigenschappen, affiniteit en vaardigheden waar het werk aan zou moeten voldoen. Daarbij worden aanvullende beperkingen aangegeven ten aanzien van conflicthantering en samenwerking, die op basis van de diagnoses voldoende plausibel zijn. De beperkingen op conflicthantering en samenwerking passen bij eisers persoonlijkheidsstoornis en wat de behandelaars hebben aangegeven. Eiser heeft aangegeven dat hij sterk vermoeid is na een aantal uren werken. Volgens de verzekeringsarts b&b komt dat vooral voort uit zijn persoonlijkheid en problematiek die hij ervaart bij wat hij tegenkomt in zijn omgeving, hetgeen niet volledig geduid kan worden als een medische ziekte of aandoening. Dat eiser sterk vermoeid is na enkele uren werken is geen reden voor het aannemen van een medische noodzaak tot een urenbeperking.
4.2
Eiser heeft in beroep tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat hij meer beperkingen heeft dan het UWV heeft aangenomen. Eiser kampt met een (psychotische) depressie, ernstige vermoeidheid en na- en bijwerkingen van de behandelgeschiedenis en het medicatiegebruik. Na inspanning heeft hij hersteltijd nodig. Concentratie kost hem veel energie en hij is relatief traag, waardoor het meer tijd kost om nieuwe dingen te leren. Een urenbeperking moet worden aangenomen, mede gezien de beschouwing van de re-integratiebegeleider van het UWV in het licht van de Standaard Verminderde Arbeidsduur p. 19. De beperking op het punt conflicthantering is onvoldoende. Eiser kan niet voltijds werken en er is een traject nodig om te onderzoeken hoeveel uren werk haalbaar zijn. Eiser bestrijdt dat een persoonlijkheidsstoornis niet als ziekte moet worden aangemerkt (zie CRvB 1998, LJN AA8810, CBBS en VG-protocol Borderlinepersoonlijkheidsstoornissen). Verzekeringsartsen zijn niet deskundig genoeg om eisers medische situatie goed in te kunnen schatten, waardoor het UWV een expertise door een psychiater had moeten laten verrichten.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder depressieve klachten en persoonlijkheidsklachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. De informatie die eiser in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat het merendeel van de overgelegde stukken niet relevant is voor de datum in geding, maar zien op eerdere periodes in het leven van eisers. De overige gronden van eiseres, zoals het aannemen van aanvullende beperkingen op conflicthantering en samenwerking, worden onvoldoende onderbouwd door objectieve medische informatie. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hebben gehouden met eiseres klachten bij het opstellen van de FML van 14 november 2019.
Niet gebleken is dat in de FML van 14 november 2019 de beperkingen van eiser zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) De Haas van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: Service medewerker (Sbc-code 282102), Medewerker beheer (Sbc-code 315132) en Routechauffeur, chauffeur (Sbc-code 111230).
5.2
Eiser heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiser aangevoerd dat, indien de belastbaarheid conform zijn medische beroepsgronden wordt aangepast, dit gevolgen kan hebben voor de functies. Eiser stelt ten aanzien van de functie met Sbc-code 315132 dat het werken volgens vaste richtlijnen/structuur betreft, wat bij functies op een lager niveau volgens de verzekeringsarts tot problemen kan leiden. Het gaat om een functie op VMBO-niveau en het is onduidelijk of er voldoende regelmogelijkheden voor eiser zijn. Verder stelt eiser ten aanzien van de functie met Sbc-code 282160 dat er sporadisch conflicten tussen passagiers plaatsvinden, waarbij tactvol moet worden opgetreden. Ook is het voor eiser niet mogelijk om voortdurend klantcontact te hebben en niet te kunnen terugvallen op collega’s.
5.3
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportage van de arbeidsdeskundige van 28 november 2019 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 17 juni 2020. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Zijn standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.3 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
Verder merkt de rechtbank op dat de functie met Sbc-code 282160 niet ten grondslag is gelegd aan de berekening van de mate van eisers arbeidsongeschiktheid, waardoor eisers grond over deze functie hier geen nadere bespreking behoeft.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 5 december 2019.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
7.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen reden om een proceskostenveroordeling uit te spreken. Ook bestaat geen aanleiding om te bepalen dat het griffierecht aan eiser moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 24 augustus 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.