In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is de verdachte beschuldigd van verkrachting van zijn ex-vrouw gedurende hun huwelijk. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 8 april en 13 augustus 2021, waarbij de officier van justitie, mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het tenlastegelegde feit, dat bestond uit het psychisch en geestelijk manipuleren van de aangeefster, waardoor zij gedwongen werd tot seksuele handelingen. De rechtbank achtte het feit wettig en overtuigend bewezen op basis van de aangifte van de aangeefster en de verklaringen van de verdachte.
De rechtbank overwoog dat de verdachte, door zijn psychische stoornis en de invloed van zijn geloofsgemeenschap, niet in staat was om zijn seksuele behoeften op een gezonde manier te beheersen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 367 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en een klinische opname. De verdediging pleitte voor een milder oordeel, gezien de bereidheid van de verdachte om hulp te zoeken en zijn openheid over zijn problematiek.
De rechtbank besloot uiteindelijk om de verdachte een gevangenisstraf van 367 dagen op te leggen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast werd een taakstraf van 240 uur opgelegd, te vervangen door 120 dagen hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De rechtbank benadrukte het belang van behandeling en het voorkomen van recidive, en dat de verdachte de kans moest krijgen om zijn leven weer op te bouwen.