ECLI:NL:RBZWB:2021:4276

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 augustus 2021
Publicatiedatum
24 augustus 2021
Zaaknummer
AWB- 21_3204 VV + 21_3205
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaren tegen spelregels toewijzingsvoorstel 2022

In deze zaak heeft Silver Specialistische Zorg B.V. beroep ingesteld tegen een besluit van de minister voor Medische Zorg en Sport, dat op 6 juli 2021 is genomen. Dit besluit betreft de niet-ontvankelijk verklaring van de bezwaren van verzoekster tegen de spelregels voor de totstandkoming van het toewijzingsvoorstel 2022, opgesteld door de Stichting TOP. Verzoekster heeft tevens verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten om geen zitting te houden.

Het spelregeldocument, dat op 3 maart 2021 is gepubliceerd, bevat de spelregels voor het protocol dat door de Stichting TOP wordt gehanteerd voor het opstellen van het toewijzingsvoorstel voor zorgopleidingen. Dit voorstel is een advies aan de minister, die vervolgens het verdeelplan voor 2022 vaststelt. De voorzieningenrechter oordeelt dat het spelregeldocument geen publiekrechtelijke rechtshandeling is en dat de juistheid van het toewijzingsvoorstel niet in deze procedure kan worden beoordeeld.

De voorzieningenrechter concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen. De uitspraak is gedaan op 25 augustus 2021 door mr. L.P. Hertsig, in aanwezigheid van griffier mr. P.H.M. Verdonschot. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 21/3204 VV en BRE 21/3205

uitspraak van 25 augustus 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

Silver Specialistische Zorg B.V., te Tilburg, verzoekster,

gemachtigde: mr. K.J. Breedijk
en

de minister voor Medische Zorg en Sport, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 6 juli 2021 (bestreden besluit) inzake de niet-ontvankelijk verklaring van de bezwaren van verzoekster tegen de spelregels voor de totstandkoming van het toewijzingsvoorstel 2022 van de
Stichting TOP (hierna: het spelregeldocument).
Zij heeft de voorzieningenrechter tevens verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Het spelregeldocument is op 3 maart 2021 gepubliceerd op de website van de rijksoverheid. Dit document bevat de spelregels voor het door de Stichting TOP te hanteren protocol voor het tot stand brengen van het toewijzingsvoorstel voor 2022 voor een vijftal zorgopleidingen. Stichting TOP is namens de betrokken veldpartijen verantwoordelijk voor het opstellen van een toewijzingsvoorstel per (groep) zorgopleiding(en). Blijkens het spelregeldocument is het toewijzingsvoorstel een advies aan de minister en bepaalt de minister de maximale instroom per opleiding die voor de beschikbaarheidsbijdrage of de subsidieregeling opleidingen in een jeugd ggz-instelling in aanmerking komt. Dit laatste doet de minister met het vaststellen van het verdeelplan voor 2022.
2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak en doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Awb niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
3. Artikel 8:1 van de Awb bepaalt dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter.
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Volgens vaste rechtspraak is een rechtshandeling een handeling die is gericht op rechtsgevolg. Een beslissing heeft een rechtsgevolg indien zij erop is gericht een bevoegdheid, recht of verplichting voor een of meer anderen te doen ontstaan of teniet te doen, dan wel de juridische status van een persoon of een zaak vast te stellen.
4. De voorzieningenrechter stelt vast dat het spelregeldocument de spelregels bevat voor het tot stand brengen van een toewijzingsvoorstel en dat dit toewijzingsvoorstel een advies aan de minister is. Met inachtneming van dit advies stelt de minister het verdeelplan vast. Het verdeelplan heeft rechtsgevolg voor een belanghebbende, omdat daarmee al dan niet het recht op een beschikbaarheidsbijdrage ontstaat. Het opstellen van de spelregels die ten grondslag liggen aan het traject dat leidt tot het verdeelplan kan daarmee niet als een publiekrechtelijke rechtshandeling aangemerkt worden. Dat het toewijzingsvoorstel, naar verzoekster heeft gesteld, ieder jaar één op één door de minister wordt overgenomen en dat wijziging van het verdeelplan niet mogelijk is, maakt dit niet anders. Het toewijzingsvoorstel ligt in deze procedure niet voor. De juistheid en/of redelijkheid daarvan kan, evenals het spelregeldocument, aan de orde gesteld worden in een eventuele procedure tegen de vaststelling van het verdeelplan. Verzoekster heeft betoogd dat het spelregeldocument geen wettelijk voorschrift is en dat daarmee sprake is van strijd met artikel 4:26, eerste lid, van de Awb waarin is bepaald dat bij of krachtens wettelijk voorschrift wordt bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld. Dit betoog kan in deze procedure evenmin aan de orde komen omdat het beschikbare bedrag wordt verdeeld in het verdeelplan en dit verdeelplan niet ter toetsing voorligt. Overigens heeft de minister aangegeven dat medische vervolgopleidingen worden bekostigd via een beschikbaarheidsbijdrage op grond van artikel 56a van de Wet marktordening in de zorg.
5. Het vorenstaande leidt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat het beroep ongegrond moet worden verklaard. Nu het beroep ongegrond wordt verklaard, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 25 augustus 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
P.H.M. Verdonschot, griffier L.P. Hertsig, voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist op het beroep binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.