ECLI:NL:RBZWB:2021:4275

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 augustus 2021
Publicatiedatum
24 augustus 2021
Zaaknummer
AWB- 21_2732 VV + 21_2733
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor de bouw van een voetgangersbrug

Op 24 augustus 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarbij een stichting beroep had ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis. Het betrof een omgevingsvergunning voor de bouw van een voetgangersbrug aan de Kaai, nabij huisnummer [huisnummer]. De stichting verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij meende dat het besluit tot verlening van de vergunning onbevoegd was genomen en dat er mogelijk ook een monumentenvergunning vereist was. Daarnaast stelde de stichting dat de noodzaak voor de aanleg van de brug niet was onderbouwd.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de stichting onvoldoende concreet had gemaakt dat zij door het besluit rechtstreeks in haar belangen werd getroffen, zoals vereist is volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De statutaire doelstellingen van de stichting waren te algemeen geformuleerd en de stichting had niet aangetoond dat zij een rechtstreeks belang had bij de omgevingsvergunning. De voorzieningenrechter verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ter ondersteuning van zijn oordeel.

Uiteindelijk verklaarde de voorzieningenrechter het beroep van de stichting niet-ontvankelijk en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen werden op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 21/2732 VV en 21/2733 WABO

uitspraak van 24 augustus 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[Naam stichting] , te [plaatsnaam] , verzoekster,

gemachtigde: R.M. Beun
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis, verweerder.

Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
de gemeente Sluis,te Oostburg, vergunninghouder.

Procesverloop

De stichting heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder 19 mei 2021 (bestreden besluit) inzake de omgevingsvergunning voor het bouwen van een voetgangersbrug aan de Kaai, ter hoogte van huisnummer [huisnummer] .
Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. De stichting heeft in beroep aangevoerd dat het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning voor de voetgangersbrug onbevoegd is genomen, dat mogelijk ook een monumentenvergunning vereist is en dat de noodzaak voor de aanleg van de brug niet is onderbouwd.
2. Artikel 8:1 van de Awb luidt: "Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter."
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge artikel 1:2, derde lid, van de Awb worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
2.1
Blijkens artikel 3 van haar statuten stelt de stichting zich ten doel: "Het bevorderen van het wonen, zorg en welzijn van de inwoners van Sluis en Sint Anna Termuiden en het vertegenwoordigen van de inwoners van Sluis en Sint Anna Termuiden in het sociaal maatschappelijk veld, het werkgebied van de stichting omvat het postcodegebied [postcodegebied] . Daarnaast stelt de stichting zich ten doel: “Het verrichten van alle verdere handelingen die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk zijn”.
2.2
Bij brief van 26 juli 2021 is de stichting verzocht om nader te onderbouwen dat het opkomen tegen de bouw van een voetgangersbrug over de Damsche Vaart aan de Kaai valt binnen deze statutaire doelstelling en binnen de feitelijke werkzaamheden van de stichting.
2.3
In haar reactie van 5 augustus 2021 heeft de stichting aangegeven dat de aangekondigde bouw van de voetgangersbrug binnen de gemeenschap van Sluis voor veel maatschappelijke beroering en onrust heeft gezorgd en dat veel inwoners fel gekant zijn tegen de bouw van de brug maar dat veel inwoners niet als belanghebbende in de zin van de Awb zijn aan te merken. Deze bewoners hebben de stichting gevraagd om hulp en met het instellen van beroep tegen de omgevingsvergunning komt zij, ook in feitelijke zin, conform haar statuten op voor de zorg en het welzijn van de bewoners, aldus de stichting.
2.4
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de doelstelling van de stichting onvoldoende concreet en te algemeen geformuleerd om aan te nemen dat de stichting door voornoemd besluit rechtstreeks wordt getroffen in een belang dat zij in het bijzonder behartigt als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. De voorzieningenrechter verwijst in dit verband naar onder meer de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 augustus 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BB2164 en van 13 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3833. Op zich valt het binnen de doelstelling van de stichting om op te komen voor de bewoners binnen het postcodegebied [postcodegebied] . Maar om specifiek beroep tegen een omgevingsvergunning te kunnen instellen dient de stichting zelf een rechtstreeks bij die omgevingsvergunning betrokken belang te hebben. Daar komt bij dat de stichting niet statutair heeft vastgelegd dat zij haar doel tracht te bereiken door het voeren van gerechtelijke procedures. In haar reactie van 5 augustus 2021 stelt de stichting dat het voeren van gerechtelijke procedures valt onder het verrichten van alle verdere handelingen als bedoeld in artikel 3 van de statuten, maar deze handelingen betreffen het statutaire doel van de stichting. De voorzieningenrechter neemt niet aan dat het voeren van gerechtelijke procedures voor de stichting een doel op zich is.
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak en doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Awb niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
4. Dit betekent dat het beroep van de stichting niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Gegeven deze uitkomst dient het verzoek om voorlopige voorziening te worden afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 24 augustus 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is buiten staat om deze uitspraak te ondertekenen.
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist op het beroep binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening