ECLI:NL:RBZWB:2021:4262

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 augustus 2021
Publicatiedatum
23 augustus 2021
Zaaknummer
AWB- 21_1924
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op Wob-verzoek door college van Gedeputeerde Staten

Op 23 augustus 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiser, een inwoner van [plaatsnaam], beroep heeft ingesteld tegen het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland. Eiser had op 1 april 2020 een Wob-verzoek ingediend, maar het college had niet tijdig een besluit genomen. Eiser heeft het college op 17 februari 2021 in gebreke gesteld, maar er was nog steeds geen beslissing genomen. De rechtbank heeft het beroep versneld behandeld en vastgesteld dat de beslistermijn was overschreden. De rechtbank oordeelde dat het college van GS alsnog binnen zes weken na de uitspraak een beslissing op het Wob-verzoek moest nemen en dat het college een dwangsom van € 100,- per dag verschuldigd was voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Tevens werd bepaald dat het college het door eiser betaalde griffierecht van € 181,- moest vergoeden. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het niet tijdig nemen van een beslissing op het Wob-verzoek. De uitspraak werd gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1924 WOB

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Zeeland, verweerder,

gemachtigde: mr. P. Katsburg.

Procesverloop

Eiser heeft bij brief van 28 april 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van Gedeputeerde Staten (GS) op zijn Wob-verzoek van 1 april 2020.
De rechtbank heeft besloten het beroep versneld te behandelen, onder toepassing van afdeling 8.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vervolgens toepassing gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Awb, zodat een behandeling ter zitting achterwege is gebleven.

Overwegingen

1. Bij brief van 1 april 2020 heeft eiser bij het college van GS een Wob-verzoek ingediend. Kort weergegeven heeft eiser daarbij verzocht om alle documenten opgesteld door Gedeputeerden en/of het college van Gedeputeerde en/of Provinciale Staten over de planontwikkeling [naam planontwikkeling] , de bouw van een jachthaven en/of woningen en/of horeca en/of een golfbaan en over deelname in of uittreding uit de vennootschap zoals [naam B.V.] , alsmede de daarmee bij de Provincie Zeeland samenhangende aanwezige financiële rapporten, risico analyses en juridische analyses/adviezen opgesteld in de periode van januari 2013 tot en met 1 april 2020.
Bij uitspraak van 12 februari 2021 in de zaak BRE 20/9795 WOB heeft de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn Wob-verzoek niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroep onredelijk laat is ingediend. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat eiser bij brief van 11 juni 2020 het college van GS in gebreke heeft gesteld en pas bij brief van 25 november 2020 beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen.
Bij brief van 17 februari 2021 heeft eiser het college van GS (opnieuw) in gebreke gesteld, omdat nog altijd niet (tijdig) is beslist op zijn verzoek van 1 april 2020.
Bij brief van 28 april 2021 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van GS op het Wob-verzoek.
Het college van GS heeft bij brief van 25 mei 2021 een verweerschrift ingediend. Eiser heeft bij brieven van 27 mei 2021 en 17 juni 2021 nadere reacties ingediend.
2. De rechtbank stelt voorop dat een beroep niet tijdig beslissen als bedoeld in afdeling 8.2.4A van de Awb altijd versneld wordt behandeld met toepassing van artikel 8:52 van de Awb. Met deze procedure probeert een eisende partij immers te bewerkstelligen dat een bestuursorgaan alsnog op korte termijn op diens aanvraag of bezwaar beslist. Deze versnelde behandeling ziet dus op het proces en niet op het inhoudelijke geschil. Het standpunt van het college van GS, dat geen sprake is van een spoedeisend belang, kan daarom niet worden gevolgd.
3. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld (artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb). Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen (artikel 6:12, tweede lid, van de Awb).
4. Het bestuursorgaan beslist op een Wob-verzoek binnen vier weken en als het milieu-informatie betreft binnen twee weken (artikel 6, eerste lid en zesde lid, sub a, van de Wob). Het bestuursorgaan kan de beslissing voor ten hoogste vier weken verdagen en in het geval van milieu-informatie, met eenzelfde termijn indien de omvang of de gecompliceerdheid van de milieu-informatie een verlenging rechtvaardigt (artikel 6, tweede lid en zesde lid, sub b, van de Wob).
5. Niet in geschil is dat op 1 april 2020 een Wob-verzoek is ingediend en dat de door eiser gevraagde documenten onder het college van GS berusten. Het college van GS stelt dat op basis van het ingediende verzoek zeer veel documenten betrekking hebben op de herontwikkeling van de [naam planontwikkeling] en dat daarom tenminste 6500 documenten moeten worden doorlopen en beoordeeld. De rechtbank acht aannemelijk dat hierdoor sprake is van een complex en omvangrijk Wob-verzoek en dat het college van GS het wenselijk acht dat eiser zijn verzoek nader preciseert. Uit de in het dossier aanwezige stukken maakt de rechtbank op dat beide partijen pogingen hebben ondernomen om tot precisering van het Wob-verzoek te komen. Het college van GS stelt dat eiser onvoldoende meewerkt, terwijl eiser stelt dat zijn Wob-verzoek voldoende duidelijk is. Dit neemt echter niet weg dat het college van GS op het Wob-verzoek dient te beslissen.
6. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn, ongeacht of wel of niet sprake is van milieu-informatie, is overschreden. Eiser heeft het college van GS op 17 februari 2021 rechtsgeldig in gebreke gesteld. Sindsdien zijn (meer dan) twee weken verstreken. Niet gebleken is dat het college van GS inmiddels een beslissing heeft genomen op het Wob-verzoek. Het beroep is kennelijk gegrond.
7. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb bepaalt de rechtbank als het beroep gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. In geval van een gegrond beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op grond van de Wob of een beslissing op bezwaar tegen een dergelijk besluit waarbij nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt de bestuursrechter, indien de omvang van het verzoek hiertoe aanleiding geeft, in afwijking van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb, de termijn waarbinnen het bestuursorgaan alsnog een besluit bekendmaakt (artikel 15b, eerste lid, van de Wob).
8. Het college van GS verzoekt de rechtbank niet om een langere termijn te bepalen dan twee weken, maar deelt wel mee dat sprake is van zeer veel documenten (tenminste 6500). Dat het voldoen aan een omvangrijk Wob-verzoek veel werk met zich meebrengt, neemt naar het oordeel van de rechtbank niet weg dat het college van GS dient te beslissen op het verzoek. [1] Nu het Wob-verzoek al in april 2020 is ingediend en het college van GS al geruime tijd bekend is met de hoeveelheid te beoordelen stukken, ziet de rechtbank slechts aanleiding om een enigszins langere termijn te verlenen van zes weken na verzending van deze uitspraak om een besluit te nemen op het Wob-verzoek.
9. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb en in overeenstemming met het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) dat het college van GS een dwangsom van € 100,- verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank ziet geen aanleiding om van het vastgestelde beleid af te wijken.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het college van GS aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, omdat gesteld noch gebleken is dat sprake is van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een beslissing op
eisers Wob-verzoek;
- draagt het college van GS op binnen zes weken na de dag van verzending van deze
uitspraak een beslissing op het Wob-verzoek te nemen en bekend te maken;
- bepaalt dat het college van GS aan eiser een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- draagt het college van GS op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 23 augustus 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.

Voetnoten

1.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 7 oktober 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BJ9484.