Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Procesverloop
kalenderjaar 2020vastgesteld op de hierna vermelde bedragen (vorderingsnummer [vorderingsnummer] ).
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 augustus 2021, werd het beroep van de belanghebbende tegen de WOZ-waarden van zes onroerende zaken in Tilburg behandeld. De heffingsambtenaar had op 29 februari 2020 de WOZ-waarden vastgesteld, waarop de belanghebbende bezwaar had gemaakt. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond in een uitspraak op bezwaar van 12 mei 2020, waarna de belanghebbende in beroep ging. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarden niet te hoog waren vastgesteld. De rechtbank baseerde haar oordeel op de vergelijkingsmethode, waarbij de waarde van de woningen werd vastgesteld aan de hand van verkoopprijzen van vergelijkbare woningen. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar voldoende rekening had gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woningen van de belanghebbende. De beroepen werden ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.