ECLI:NL:RBZWB:2021:4210
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake boete Meststoffenwet
Op 18 augustus 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoekster en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een brief van de minister van 2 april 2021, waarin het voornemen werd geuit om een boete op te leggen wegens overtreding van de Meststoffenwet. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat de behandeling van haar ingediende zienswijze van 15 mei 2021 zou worden aangehouden totdat haar gemachtigde terug was van vakantie.
De voorzieningenrechter overwoog dat het verzoek om voorlopige voorziening niet kon worden toegewezen. Volgens artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter. Echter, het voornemen van de minister om een boete op te leggen was niet gericht op rechtsgevolg, maar was een mededeling van feitelijke aard. Dit betekende dat verzoekster geen bezwaar of beroep kon instellen tegen dit voornemen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen en wees het verzoek af. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak werd gedaan door mr. L.P. Hertsig, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.