ECLI:NL:RBZWB:2021:4207

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 augustus 2021
Publicatiedatum
18 augustus 2021
Zaaknummer
AWB- 21_2899 VV en AWB- 21_2901 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opleggen last onder dwangsom tot het staken en gestaakt houden van het gebruik van panden als logiesgebouw

Op 18 augustus 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers bezwaar maakten tegen besluiten van de burgemeester van de gemeente Schouwen-Duiveland. Deze besluiten betroffen het opleggen van een last onder dwangsom voor het staken van het gebruik van twee panden als logiesgebouw. De verzoekers, waaronder een aantal natuurlijke en rechtspersonen, stelden dat de begunstigingstermijn van één week onredelijk kort was en dat er geen acute (brand)onveilige situatie was die een dergelijke termijn rechtvaardigde. De voorzieningenrechter oordeelde dat de handhaving van de wettelijke voorschriften, in dit geval de brandveiligheid, zwaarder woog dan de financiële belangen van de verzoekers. De voorzieningenrechter stelde vast dat het gebruik van de panden als logiesgebouw in strijd was met het bestemmingsplan en dat er geen zicht was op legalisatie van het gebruik. De verzoeken om voorlopige voorziening werden afgewezen, en de begunstigingstermijn werd verlengd tot zeven dagen na de uitspraak, zodat verzoekers de kans kregen om aan de lastgevingen te voldoen zonder een dwangsom te verbeuren.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 21/2899 GEMWT VV en 21/2901 GEMWT VV

uitspraak van 18 augustus 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

1. [naam verzoeker 1]wonende te [woonplaats verzoeker 1] , verzoeker sub 1
;
2. [naam verzoekster 2] ,wonende te [woonplaats verzoekster 2] , verzoekster sub 2;
3. [naam verzoekers 3] ,gevestigd te [naam verzoekers 3] , verzoekster sub 3;
4. ’ [naam verzoekers 4] .,gevestigd te [vestigingsplaats verzoekers 4] , verzoekster sub 4,
gemachtigde: mr. T.A. Hubregtse
en
1. het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland;

2. de burgemeester van de gemeente Schouwen-Duiveland,

verweerders.

Procesverloop

Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerders van 5 juli 2021 (bestreden besluit I) inzake de last onder dwangsom tot het staken en gestaakt houden van het gebruik van de panden [adres panden 1 en 2] te [ plaats panden 1 en 2] als logiesgebouw.
Tevens hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit is procedurenummer 21/2899 GEMWT.
Verzoekers hebben daarnaast bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerders van 5 juli 2021 (bestreden besluit II) inzake de last onder dwangsom tot het staken en gestaakt houden van het gebruik van het pand [adres pand 3] te [plaats panden 3 en 4] als logiesgebouw.
Ook ten aanzien van bestreden besluit II hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit is procedurenummer 21/2901 GEMWT.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 5 augustus 2021. Verzoekers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde mr. T.A. Hubregtse en door [naam adviseur] , bouwkundig adviseur. Verzoekster [naam verzoekster 2] is in persoon verschenen. Verweerders hebben zich laten vertegenwoordigen door mr. J. Okma.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoekers een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.

Inzake 21/2899 GEMWT

2. De panden aan [adres panden 1 en 2] liggen in het beschermd stadsgezicht van [ plaats panden 1 en 2] en hebben ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan] ” de bestemming “Bedrijf”, met de nadere aanduiding “opslag/distributie”. Daarnaast zijn beide panden aangewezen als rijksmonument.
Tijdens een controle op 17 juni 2021 door een gemeentelijke toezichthouder en een toezichthouder van de Veiligheidsregio Zeeland is - voor zover hier van belang - vastgesteld dat de inrichting van de twee panden zonder de vereiste omgevingsvergunningen is gewijzigd van pakhuizen naar vier tweepersoonskamers voor nachtverblijf in elk pand. Daarbij is op de begane grond een doorbraak gemaakt tussen [adres panden 1 en 2]. Alle acht kamers zijn voorzien van een badkamer en de kamers op de begane grond en op de zolder beschikken tevens over een keuken. De twee oorspronkelijke dubbele deuren van de monumentale voorgevel zijn vervangen door twee puien met glazen toegangsdeuren. De oorspronkelijke luiken in de voorgevel op de eerste verdieping zijn vervangen door kozijnen met draairamen en in de achtergevels zijn twee deurkozijnen en vier raamkozijnen aangebracht. Voorts is vastgesteld dat de kamers niet voldoen aan de brandveiligheidseisen. Er ontbreken ventilatievoorzieningen, in mechanische ventilatiekanalen van zes badkamers zijn geen brandkleppen geplaatst, de weerstand tegen brandoverslag aan de achtergevels voldoet niet en een brandmeldinstallatie ontbreekt.
Dit heeft geleid tot het voornemen van verweerders om tegen de geconstateerde overtredingen handhavend op te treden door het opleggen van een last onder dwangsom. Verzoeker [naam verzoeker 1] heeft in zijn (mondelinge) zienswijze aangegeven het allemaal zwaar overtrokken te vinden omdat hij veel geld steekt in het opknappen van oude panden en [ plaats panden 1 en 2] daarmee mooier maakt. Daarnaast heeft hij gesteld dat een voormalig medewerker van de gemeente hem toestemming voor de verbouwing heeft gegeven.
Bij bestreden besluit I hebben verweerders, ieder voor wat betreft zijn eigen bevoegdheden en onder weerlegging van de zienswijze, verzoeker [naam verzoeker 1] gelast om het gebruik van de panden als logiesgebouw uiterlijk 14 juli 2021 om 14:00 uur te (laten) staken en gestaakt te (laten) houden en de panden in het vervolg in overeenstemming met het bestemmingsplan of ander planologisch besluit te (laten) gebruiken, waarbij de panden dienen te zijn uitgevoerd overeenkomstig een verleende omgevingsvergunning en dienen te voldoen aan de van toepassing zijnde voorschriften. Daarbij is verzoeker [naam verzoeker 1] aangezegd dat hij na het verstrijken van de begunstigingstermijn een dwangsom verbeurt van € 5.000,-- per overtreding, per (gedeelte van een) kalenderdag met een maximum van € 25.000,--.
3. Verzoekers hebben aangevoerd dat de begunstigingstermijn van slechts één week onredelijk kort is. Volgens verzoekers is geen sprake van een dermate acute (brand)onveilige situatie dat een begunstigingstermijn van één week gerechtvaardigd is. Zij hebben daarbij aangegeven dat zij direct na de controle op 17 juni 2021 extra rookmelders hebben geplaatst, dat de doorbreking op de begane grond is dichtgezet met brandwerend glas en dat inmiddels een brandmeldinstallatie is besteld.
Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht het bestreden besluit te schorsen.
4. Vaststaat dat het gebruik van de panden als logiesgebouw in strijd is met de bedrijfsbestemming. Verweerders waren dan ook bevoegd om ter zake handhavend op te treden. Voorts bestaat geen concreet zicht op legalisatie van het gewraakte gebruik, reeds omdat tot op heden nog geen daar op gerichte (complete) aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend.
4.1
Volgens vaste jurisprudentie is het, behoudens bijzondere omstandigheden, onjuist noch onredelijk te achten dat een bestuursorgaan in een geval waarin is gehandeld in strijd met een wettelijk voorschrift en de betrokken handeling niet kan worden gelegaliseerd, in het belang van de handhaving van wettelijke voorschriften en het voorkomen van precedentwerking besluit tot het toepassen van bestuursdwang of tot het opleggen van een last onder dwangsom.
4.2
Als bijzondere omstandigheid die verweerders zou moeten nopen tot het verder gedogen van het gewraakte gebruik hebben verzoekers ter zitting betoogd dat de controlerende ambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland destijds had verklaard dat het vestigen van een bed & breakfast in de twee panden geen probleem was. Zij hebben echter geen schriftelijke bevestiging van deze verklaring en voorts hebben verweerders ter zitting aangegeven dat deze ambtenaar niet bevoegd was om namens hen bindende toezeggingen te doen.
4.3
De voorzieningenrechter overweegt verder dat het spoedeisend karakter van de handhaving voor verweerders met name is gelegen in de brandveiligheid. Verzoekers hebben aangegeven dat zij inmiddels enkele voorzieningen hebben getroffen ten behoeve van de brandveiligheid, maar verweerders hebben er terecht op gewezen dat door het ontbreken van vergunningaanvragen met bijbehorende bouwtekeningen geen oordeel over de brandveiligheid gegeven kan worden.
Daar komt bij dat een begunstigingstermijn niet langer hoeft te duren dan nodig is om de overtreding te beëindigen. Het staken van het gebruik kan binnen de door verweerders gegunde termijn van één week, namelijk door het afzeggen van de reserveringen. De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoekers een financieel belang hebben bij een langere termijn, maar omdat zij de panden hebben verhuurd na een illegale verbouwing en zonder te beschikken over de vereiste exploitatievergunning, moet dit voor hun rekening en risico blijven.
5. Dit leidt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat verweerders, bij afweging van de betrokken belangen, in redelijkheid doorslaggevend gewicht heeft kunnen toekennen aan handhaving van de wettelijke voorschriften boven het financiële belang van verzoekers bij het laten voortduren van het illegale gebruik.

Inzake 21/2901 GEMWT

6. Na de controle op de adressen [adres panden 1 en 2] zijn de gemeentelijke toezichthouder en de toezichthouder van de Veiligheidsregio Zeeland doorgelopen naar de adressen [adres panden 3 en 4] . Op 4 september 2014 is een omgevingsvergunning verleend voor het gebruik van deze panden als woning met bed & breakfast. Blijkens de desbetreffende aanvraag gaat het om huisnummer [adres pand 4] en is bij de specificatie van de locatie aangegeven “ [adres pand 3] . Als toelichting op de locatie staat vermeld “ [adres pand 4] onderdeel maken van [adres pand 3] ”. Er is op de begane grond een doorgang gemaakt tussen [beide panden] . De burgemeester van Schouwen-Duiveland heeft op 24 april 2018 een exploitatievergunning verleend voor een pension op de locatie [adres pand 4] .
Het pand [adres pand 3] heeft ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan] ” de bestemming “Wonen”. Tijdens de controle is vastgesteld dat dit woonhuis is onderverdeeld in vier ruimtes, welke geschikt gemaakt zijn voor nachtverblijf. De kamers zijn elk voorzien van twee slaapplaatsen en een badkamer. Volgens verweerder is dit gebruik in strijd met het bestemmingsplan en daarom verboden ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo. Daarnaast is geconstateerd dat een brandmeldinstallatie als bedoeld in artikel 6.20 van het Bouwbesluit 2021 niet aanwezig is.
7. Bij bestreden besluit II heeft verweerder, onder weerlegging van de zienswijze, verzoeker [naam verzoeker 1] gelast om het gebruik van de woning in [adres pand 3] als logiesgebouw uiterlijk 14 juli 2021 om 14:00 uur te (laten) staken en gestaakt te (laten) houden en de panden in het vervolg in overeenstemming met het bestemmingsplan of ander planologisch besluit te (laten) gebruiken, waarbij de panden dienen te zijn uitgevoerd overeenkomstig een verleende omgevingsvergunning en dienen te voldoen aan de van toepassing zijnde voorschriften. Daarbij is aangezegd dat na het verstrijken van de begunstigingstermijn een dwangsom wordt verbeurd van € 2.500,-- per overtreding, per (gedeelte van een) kalenderdag met een maximum van € 12.500,--.
8. Verzoekers hebben betoogd dat geen sprake is van een overtreding omdat het gebruik van het pand [adres pand 3] als woning en pension in 2015 van rechtswege is vergund. Zij hebben hierbij verwezen naar de uitspraak van de AbRS van 11 oktober 2017, waarin is vastgesteld dat van rechtswege omgevingsvergunning is verleend voor het gebruik van het pand op het perceel [adres pand 3] te [plaats panden 3 en 4] als woning en pension.
8.1
De voorzieningenrechter kan verzoekers niet volgen in dit betoog. In de aanvraag omgevingsvergunning voor het handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening, die heeft geleid tot de vergunning van rechtswege, is aangegeven dat het gaat over de gebruikswijziging van een bestaand gebouw, waarbij wordt beoogd om het bestaande gebruik als “woning + bed & breakfast” te wijzigen in “woning + pension”. In deze aanvraag staat [adres pand 3] als locatie vermeld, maar de vraag naar de kadastrale sectie is beantwoord met “ [kadasternummer] ”, hetgeen het kadastrale perceelnummer van [adres pand 4] is. Voorts overweegt de voorzieningenrechter dat op de tekeningen behorende bij deze aanvraag het pand [adres pand 3] , althans het pand met kadastraal perceelnummer [kadasternummer] , steeds is ingetekend als een woning met een woonkamer, een keuken, een washok en een wc op de begane grond. Uit niets blijkt dat de aanvraag ook betrekking heeft op het wijzigen van een woning in vier ruimtes voor nachtverblijf. Daarom kan de van rechtswege verleende omgevingsvergunning ook geen betrekking hebben op deze wijziging. Daar waar de AbRS heeft vastgesteld dat van rechtswege omgevingsvergunning is verleend voor het gebruik van het pand op het perceel [adres pand 3] te [plaats panden 3 en 4] als woning en pension, moet dan ook worden aangenomen dat daarbij is aangesloten bij de aanvraag van verzoekers en hun wens om [adres pand 4] onderdeel te maken van [adres pand 3] . Ten slotte overweegt de voorzieningenrechter in dit verband dat uitsluitend een exploitatievergunning verleend voor een pension-inrichting op de locatie [adres pand 4] .
8.2
Dit betekent dat de door verweerders geconstateerde wijzigingen in het pand [adres pand 3] , met kadastraal perceelnummer [kadasternummer] , illegaal zijn doorgevoerd en dat het gewraakte gebruik in strijd is met de geldende woonbestemming. Verweerders waren dan ook bevoegd om ter zake handhavend op te treden. Voorts bestaat geen concreet zicht op legalisatie van het gewraakte gebruik, reeds omdat tot op heden nog geen daar op gerichte (complete) aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend.
9. Zoals hiervoor al is aangegeven is het, behoudens bijzondere omstandigheden, onjuist noch onredelijk te achten dat een bestuursorgaan in een geval waarin is gehandeld in strijd met een wettelijk voorschrift en de betrokken handeling niet kan worden gelegaliseerd, in het belang van de handhaving van wettelijke voorschriften en het voorkomen van precedentwerking besluit tot het toepassen van bestuursdwang of tot het opleggen van een last onder dwangsom. Verzoekers hebben geen bijzondere omstandigheden aangevoerd, zij hebben zich alleen beklaagd over de in hun ogen te korte begunstigingstermijn. Maar ook voor de lastgeving met betrekking tot het pand [adres pand 3] geldt dat een begunstigingstermijn niet langer hoeft te duren dan nodig is om de overtreding te beëindigen. Het staken van het gebruik kan binnen de door verweerders gegunde termijn van één week, namelijk door het afzeggen van de reserveringen. De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoekers een financieel belang hebben bij een langere termijn, maar omdat zij de panden hebben verhuurd na een illegale verbouwing en zonder te beschikken over de vereiste exploitatievergunning, moet dit voor hun rekening en risico blijven.
10. Dit leidt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat verweerders, bij afweging van de betrokken belangen, in redelijkheid doorslaggevend gewicht heeft kunnen toekennen aan handhaving van de wettelijke voorschriften boven het financiële belang van verzoekers bij het laten voortduren van het illegale gebruik.
11. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Omdat de begunstigingstermijn van de beide bestreden besluiten eindigt op het moment dat de voorzieningenrechter uitspraak op de verzoeken heeft gedaan, zal de voorzieningenrechter bepalen dat de begunstigingstermijn doorloopt tot zeven dagen na de dag van verzending van deze uitspraak. Aldus kunnen verzoekers voorkomen dat zij een dwangsom verbeuren.

Beslissing

De voorzieningenrechter
  • wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af;
  • bepaalt dat de begunstigingstermijn om aan de lastgevingen te voldoen eindigt op de zevende dag na de dag van verzending van deze uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 18 augustus 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
P.H.M. Verdonschot, griffier L.P. Hertsig, voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.