ECLI:NL:RBZWB:2021:4197

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
18 augustus 2021
Zaaknummer
c/02/387384 je rk 21-1407
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarige in verband met onduidelijke verblijfstatus moeder en ontwikkelingsbedreiging

In deze zaak heeft de kinderrechter op 27 juli 2021 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [roepnaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De moeder van de minderjarige heeft geen legale verblijfstatus in Nederland en is samen met de minderjarige ondergedoken, waardoor er geen zicht is op haar opvoedomgeving en de ontwikkeling van de minderjarige. De ouders en de oma aan vaderszijde staan onvoldoende open voor hulpverlening in het vrijwillig kader, wat de noodzaak voor ondertoezichtstelling onderstreept.

Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de moeder niet is verschenen, mogelijk vanwege haar illegale status. De vader en de Gecertificeerde Instelling (GI) hebben aangegeven dat de moeder op de hoogte was van de zitting, maar bewust heeft gekozen om niet te verschijnen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van [roepnaam minderjarige] ernstig wordt bedreigd door de onduidelijke situatie van de moeder en de afwezigheid van hulpverlening. De kinderrechter heeft de noodzaak van een jeugdzorgwerker benadrukt om zicht te krijgen op de complexe gezinssituatie en om de ouders te ondersteunen bij het regelen van hun zaken, waaronder de verblijfstatus van de moeder.

De kinderrechter heeft besloten om [roepnaam minderjarige] onder toezicht te stellen van de GI, met ingang van 27 juli 2021 tot 27 juli 2022. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter heeft de beschikking mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/387384/JE RK 21-1407
Datum uitspraak: 27 juli 2021

Beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,

hierna te noemen de Raad,
locatie Breda,
betreffende

[minderjarige] ,

hierna te noemen [roepnaam minderjarige] ,
geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[moeder] ,

(in geboorteakte staat de moeder vermeld als [moeder ook genaamd] )
hierna te noemen de moeder,
wonende op een voor de rechtbank onbekend adres,
De kinderrechter merkt als informanten aan:

[vader] ,

hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats]

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
locatie Tilburg.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 28 juni 2021, ingekomen bij de griffie op 1 juli 2021;
- de brief van de Raad van 15 juli 2021.
Op 27 juli 2021 heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren mondeling behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de Raad,
- een vertegenwoordigster van de GI.
De moeder is niet verschenen. De oproeping middels de Staatscourant was niet goed. Door de vader en de GI is bij de mondelinge behandeling medegedeeld dat zij beiden met de moeder over die behandeling hebben gesproken en dat zij aldus wel op de hoogte is van de dag en tijdstip van de mondelinge behandeling. Volgens hen heeft de moeder een bewuste keuze gemaakt om (vanwege haar illegale status in Nederland) niet te verschijnen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [roepnaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[roepnaam minderjarige] woont bij de moeder.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van de [roepnaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De standpunten

De vertegenwoordigster van de Raad voert bij de mondelinge behandeling aanvullend aan het verzoekschrift aan dat [roepnaam minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Er is veel onduidelijkheid over de toekomst van de moeder in Nederland en de gevolgen hiervan op de ontwikkeling van [roepnaam minderjarige] . De moeder heeft geen verblijfsvergunning in Nederland. Zij is samen met [roepnaam minderjarige] ondergedoken waardoor er al sinds eind 2020 geen zicht meer is op haar opvoedomgeving en ontwikkelingen. Ook is het onduidelijk in hoeverre [roepnaam minderjarige] contact met de vader en [zus] heeft. Daarnaast zijn er zorgen over een aantal praktische problemen zoals huisvesting, schulden, inkomen en politiecontacten. De moeder heeft geen huisvesting en geen eigen inkomsten. De hulpverlening in het vrijwillig kader is onvoldoende van de grond gekomen. De ouders staan niet open voor hulpverlening en geven geen inzicht in de opvoedomgeving. Pas na zo’n inzicht kan de hulpverlening worden opgestart om zo tot een effectieve verandering te komen. De vader is strafrechtelijk veroordeeld. De verwachting is dat de moeder binnenkort zal worden gedagvaard voor een zitting bij de meervoudige strafkamer.
De ondertoezichtstelling zal worden uitgevoerd door mevrouw [jeugdzorgwerkster] , werkzaam bij de GI. Zij heeft aangegeven bereid te zijn om de zaak op te pakken, omdat zij al bekend is met het gezin. Omdat de ouders al een vertrouwensband met haar hebben heeft de ondertoezichtstelling meer kans van slagen. Een uithuisplaatsing wordt op dit moment niet nodig geacht.
De vertegenwoordigster van de GI geeft bij de mondelinge behandeling aan dat de ouders goede ouders zijn maar dat de (gezins)situatie zeer complex is, wat zorgt voor veel onrust. Zij kent de ouders al jaren en heeft vijf jaar de lang de voogdij over de moeder uitgeoefend. Door toedoen van haar ouders zijn haar verblijfspapieren niet op orde waardoor ze in Nederland klem zit. De vertegenwoordigster van de GI heeft contact met de moeder en weet waar zij met [roepnaam minderjarige] verblijft. Zij heeft een vertrouwensband met de ouders en wil deze niet beschadigen door de locatie van de moeder met instanties te delen. Het is haar taak om hulp te verlenen en de ouders te motiveren om zelf de juiste keuzes te maken. Een ondertoezichtstelling is volgens haar noodzakelijk om zicht te krijgen op het gezin. Dit lukt niet binnen het vrijwillig kader omdat de ouders geen vertrouwen hebben in de vrijwillige hulpverlening. De vertegenwoordigster van de GI heeft al een vertrouwensband met de ouders, maar zij kan hen uitsluitend in het kader van een ondertoezichtstelling helpen, omdat zij werkzaam is bij de GI.
De vader geeft bij de mondelinge behandeling aan dat het goed gaat met de [roepnaam minderjarige] . Hij vindt een ondertoezichtstelling goed als de beoogde jeugdzorgwerker mevrouw [jeugdzorgwerkster] het gezin verder kan helpen. Volgens hem vindt de moeder die maatregel ook goed, als die wordt uitgevoerd door mevrouw [jeugdzorgwerkster] . De ouders zijn op dit moment bezig met papierwerk voor de IND om voor de moeder een nieuwe verblijfsvergunning aan te kunnen vragen.

De beoordeling

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Op grond van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat [roepnaam minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Er is veel onzekerheid over het verblijf van de moeder in Nederland omdat zij geen legale verblijfstatus heeft en niet in het BRP staat ingeschreven. De moeder is al lange tijd ondergedoken samen met [roepnaam minderjarige] om zo buiten beeld van de politie en andere instanties te blijven. Hierdoor is er geen zicht op haar opvoedvaardigen, de opvoedomgeving en de ontwikkelingen van [roepnaam minderjarige] . Hoewel de vader aangeeft dat het goed gaat met [roepnaam minderjarige] is het onduidelijk in hoeverre de huidige opvoedomgeving voldoet aan de behoeften van [roepnaam minderjarige] . De ouders staan onvoldoende open voor hulpverlening in het vrijwillig kader en het is hen niet gelukt om de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [roepnaam minderjarige] weg te nemen. De banden tussen haar en haar zus [zus] moeten ook worden aangehaald. Ten slotte dient er aandacht te zijn voor de contacten van beide ouders met politie en justitie.
De kinderrechter is van oordeel dat de inzet van een jeugdzorgwerker noodzakelijk is om zicht te krijgen op de complexe gezinssituatie. Daarnaast hebben de ouders de ondersteuning van de jeugdzorgwerker nodig om allerlei zaken te regelen en duidelijkheid te krijgen, zoals de verblijfstatus van de moeder. De kinderrechter vindt het dan ook zeer positief dat er per direct een jeugdzorgwerker van de GI in de persoon van mevrouw [jeugdzorgwerkster] beschikbaar is om de uitvoering van de maatregel ter hand te nemen. Deze jeugdzorgwerker heeft al een vertrouwensband met de ouders. Vanwege die band heeft zij ook nu contacten met de ondergedoken moeder en [roepnaam minderjarige] .
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [roepnaam minderjarige] onder toezicht van de GI met ingang van 27 juli 2021 tot 27 juli 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2021 door
mr. W. Toekoen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffiers, M.L.S. van Noort en
J. van Geffen.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 9 augustus 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.