ECLI:NL:RBZWB:2021:4196

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
18 augustus 2021
Zaaknummer
C/02/387381 JE RK 21-1405
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de ondertoezichtstelling van een minderjarige met onzekere verblijfstatus van de moeder

In deze zaak heeft de kinderrechter op 27 juli 2021 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [roepnaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [roepnaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De moeder van [roepnaam minderjarige] heeft geen verblijfstatus in Nederland, wat leidt tot onzekerheid over haar opvoedomgeving en ontwikkeling. De ouders en de oma vaderszijde staan onvoldoende open voor hulpverlening in het vrijwillig kader, waardoor de kinderrechter oordeelt dat het noodzakelijk is om de minderjarige onder toezicht te stellen van een Gecertificeerde Instelling (GI).

Tijdens de mondelinge behandeling zijn de vader en een vertegenwoordigster van de GI verschenen, terwijl de moeder en de oma niet zijn verschenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder bewust niet is verschenen vanwege haar illegale status in Nederland. De kinderrechter heeft geconstateerd dat [roepnaam minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd, onder andere door een achterstand op school en een onduidelijke opvoedomgeving. De ouders en de oma zijn niet bereid om hulp te accepteren, wat de ontwikkeling van [roepnaam minderjarige] in gevaar brengt.

De kinderrechter heeft besloten om [roepnaam minderjarige] onder toezicht te stellen van de GI, met ingang van 27 juli 2021 tot 27 juli 2022. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter heeft benadrukt dat de inzet van een jeugdzorgwerker noodzakelijk is om zicht te krijgen op de complexe gezinssituatie en om de ouders te ondersteunen bij praktische zaken, waaronder de verblijfstatus van de moeder. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/387381/JE RK 21-1405
Datum uitspraak: 27 juli 2021

Beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,

hierna te noemen de Raad,
locatie Breda,
betreffende

[minderjarige] ,

hierna te noemen [roepnaam minderjarige] ,
geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[oma vaderszijde]
hierna te noemen oma, vaderszijde,
wonende te Tilburg,
De kinderrechter merkt als informanten aan:

[moeder] ,

(in geboorteakte van [roepnaam minderjarige] staat de moeder vermeld als [moeder ook genaamd] )
hierna te noemen de moeder,
wonende op een voor de rechtbank bekend adres,

[vader] ,

hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats] ,

[pleegmoeder] ,

hierna te noemen de pleegmoeder, zijnde de oma, vaderszijde,

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
locatie Tilburg.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 28 juni 2021, ingekomen bij de griffie op 1 juli 2021;
- de brieven van de Raad van 6 juli en 15 juli 2021.
Op 27 juli 2021 heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren mondeling behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de Raad,
- een vertegenwoordigster van de GI.
Hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen is de oma niet verschenen.
De moeder is ook niet verschenen. De oproeping middels de Staatscourant was niet goed. Door de vader en de GI is bij de mondelinge behandeling medegedeeld dat zij beiden met de moeder over die behandeling hebben gesproken en dat zij aldus wel op de hoogte is van de dag en tijdstip van de mondelinge behandeling. Volgens hen heeft de moeder een bewuste keuze gemaakt om (vanwege haar illegale status in Nederland) niet te verschijnen.

De feiten

De oma is (bij beschikking van de rechtbank van 14 februari 2017) belast met de voogdij over [roepnaam minderjarige] .
[roepnaam minderjarige] verblijft bij de oma.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [roepnaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De standpunten

De vertegenwoordigster van de Raad voert bij de mondelinge behandeling aanvullend aan het verzoekschrift aan dat [roepnaam minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Er is veel onduidelijkheid over de toekomst van de moeder in Nederland en de gevolgen hiervan op de ontwikkelingen van [roepnaam minderjarige] . De moeder verblijft illegaal in Nederland. Op dit moment verblijft [roepnaam minderjarige] bij de oma en is er onvoldoende zicht op haar opvoedomgeving. [roepnaam minderjarige] heeft een achterstand op school en is vaak op school afwezig. Daarnaast zijn er bij de moeder zorgen over een aantal praktische problemen zoals huisvesting, schulden, inkomen en politiecontacten. De hulpverlening in het vrijwillig kader is onvoldoende van de grond gekomen. De ouders en de oma staan niet open voor hulpverlening en geven geen inzicht in de opvoedomgeving. Pas na verkrijging van die inzicht kan de hulpverlening worden opgestart om zo tot een effectieve verandering te komen. De vader is strafrechtelijk veroordeeld. De verwachting is dat de moeder binnenkort zal worden gedagvaard voor een zitting bij de meervoudige strafkamer. De ondertoezichtstelling zal worden uitgevoerd door mevrouw [jeugdzorgwerkster] , werkzaam bij de GI. Zij heeft aangegeven bereid te zijn om de zaak op te pakken, omdat zij al bekend is met het gezin. Omdat de ouders al een vertrouwensband met haar hebben heeft de ondertoezichtstelling meer kans van slagen. Een uithuisplaatsing wordt op dit moment niet nodig geacht.
De vertegenwoordigster van de GI geeft bij de mondelinge aan dat de ouders goede ouders zijn maar dat de (gezins)situatie zeer complex is, wat zorgt voor veel onrust. Zij kent de ouders al jaren en heeft vijf jaar de voogdij over de moeder uitgeoefend. Door toedoen van haar ouders zijn haar verblijfspapieren niet op orde waardoor ze in Nederland klem zit. De vertegenwoordigster van de GI heeft contact met de moeder en weet waar zij verblijft. Zij heeft een vertrouwensband met de ouders en wil deze niet beschadigen door de locatie van de moeder met instanties te delen. Het is haar taak om hulp te verlenen en de ouders te motiveren om zelf de juiste keuzes te maken. Een ondertoezichtstelling is volgens haar noodzakelijk om zicht te krijgen op het gezin. Dit lukt niet binnen het vrijwillig kader omdat de ouders geen vertrouwen hebben in de vrijwillige hulpverlening. De vertegenwoordigster van de GI heeft al een vertrouwensband met de ouders, maar zij kan hen uitsluitend in het kader van een ondertoezichtstelling helpen, omdat zij werkzaam is bij de GI.
De vader geeft bij de mondelinge behandeling aan dat het goed gaat met de [roepnaam minderjarige] . Hij vindt een ondertoezichtstelling goed als de beoogde jeugdzorgwerker mevrouw [jeugdzorgwerkster] het gezin verder kan helpen. Volgens hem vindt de moeder die maatregel ook goed, als die wordt uitgevoerd door mevrouw [jeugdzorgwerkster] . De ouders zijn op dit moment bezig met papierwerk voor de IND om voor de moeder een nieuwe verblijfsvergunning aan te kunnen vragen.

De beoordeling

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Op grond van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat [roepnaam minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Er is veel onzekerheid over het verblijf van de moeder in Nederland omdat zij geen legaal verblijfstatus heeft en niet in het BRP staat ingeschreven. Er zijn zorgen over de opvoedomgeving van [roepnaam minderjarige] . Op dit moment verblijft zij bij de oma, maar die oma komt haar afspraken met de hulpverlening niet na waardoor er te weinig zicht is de opvoedomgeving van [roepnaam minderjarige] . Zij loopt op meerdere gebieden achter in haar ontwikkeling. Zo heeft zij een achterstand op school en is zij vaak op school afwezig terwijl zij juist extra ondersteuning nodig heeft. Met de oma kan het schoolverzuim onvoldoende worden besproken. De ouders en oma staan onvoldoende open voor hulpverlening in het vrijwillig kader. Het zal hen dan ook niet lukken om de ernstige ontwikkelingsbedreiging van de [roepnaam minderjarige] op eigen kracht weg te nemen. De banden tussen [roepnaam minderjarige] en haar zusje [zusje] moeten ook worden aangehaald. Ten slotte dient er aandacht te zijn voor de contacten van beide ouders met politie en justitie.
De kinderrechter is van oordeel dat de inzet van een jeugdzorgwerker noodzakelijk is om zicht te krijgen op de complexe gezinssituatie. Daarnaast hebben de ouders de ondersteuning van de jeugdzorgwerker nodig om praktische zaken te regelen en duidelijkheid te krijgen over de verblijfstatus van de moeder. De kinderrechter vindt het dan ook zeer positief dat er per direct een jeugdzorgwerker van de GI in de persoon van mevrouw [jeugdzorgwerkster] beschikbaar is om de uitvoering van de maatregel ter hand te nemen. Deze jeugdzorgwerker heeft al een vertrouwensband met de ouders.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [roepnaam minderjarige] onder toezicht van de GI met ingang van 27 juli 2021 tot 27 juli 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2021 door
mr. W. Toekoen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffiers, M.L.S. van Noort en
J. van Geffen.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 9 augustus 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.