In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. M. de Bluts, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd, maar het UWV had eerder geweigerd om deze toe te kennen. Eiseres heeft meerdere keren bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het UWV, maar deze werden steeds ongegrond verklaard. De rechtbank had eerder in 2018 al een besluit van het UWV vernietigd, maar het UWV bleef bij zijn standpunt dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was.
In het bestreden besluit van 8 augustus 2019 heeft het UWV opnieuw geweigerd om de WIA-uitkering toe te kennen, waarop eiseres beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV niet onterecht heeft geweigerd om terug te komen op het eerdere besluit van 5 januari 2016. Eiseres heeft niet voldoende nieuwe feiten of omstandigheden aangetoond die een herziening van het besluit rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde dat het UWV zorgvuldig had gehandeld en dat de medische rapportages niet voldoende onderbouwd waren om aan te nemen dat er sprake was van toegenomen beperkingen.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de weigering van het UWV om de WIA-uitkering toe te kennen standhoudt. Eiseres heeft geen recht op proceskostenvergoeding of terugbetaling van griffierechten, aangezien haar beroep ongegrond is verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.