ECLI:NL:RBZWB:2021:4146

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juli 2021
Publicatiedatum
12 augustus 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5235
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde en onroerende zaakbelasting

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van SaBeWa Zeeland over de vastgestelde WOZ-waarde van een onroerende zaak voor het kalenderjaar 2019. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 114.000,- en de belanghebbende had hiertegen bezwaar gemaakt. In de uitspraak op bezwaar van 3 september 2019 werd het bezwaar ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende beroep instelde. Tijdens de zitting op 30 juli 2021 hebben partijen een compromis bereikt, waarbij de waarde in het economisch verkeer van de woning per waardepeildatum 1 januari 2018 werd vastgesteld op € 112.000,-. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van het betaalde griffierecht van € 47,- en de proceskosten van de belanghebbende, die zijn vastgesteld op € 1.598,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
Zaaknummer BRE 19/5235
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 30 juli 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam belanghebbende] , wonende te [plaatsnaam] ,

belanghebbende,
gemachtigde: [naam gemachtigde belanghebbende] ( [naam bedrijf] )
en

de heffingsambtenaar van SaBeWa Zeeland,

verweerder.

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft in de beschikking van 28 februari 2019 de WOZ-waarde van de onroerende zaak [adres] in [plaatsnaam] (hierna: de woning) voor het kalenderjaar 2019 vastgesteld op € 114.000,- (aanslagnummer [aanslagnummer] ). In hetzelfde document heeft de heffingsambtenaar ook de aanslag onroerende zaakbelasting 2019 bekendgemaakt.
Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. In de uitspraak op bezwaar van 3 september 2019 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 30 juli 2021. Belanghebbende heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, [naam gemachtigde belanghebbende 2] , verbonden aan [naam bedrijf] . De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger heffingsambtenaar] en [naam taxateur] (taxateur).
De rechtbank heeft na sluiting van het onderzoek ter zitting mondeling uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Partijen hebben ter zitting bij wijze van compromis overeenstemming bereikt en wel in die zin dat naar hun oordeel de waarde in het economisch verkeer van de woning per waardepeildatum 1 januari 2018 nader moet worden vastgesteld op € 112.000,-. De rechtbank heeft geen reden gezien om partijen hierin niet te volgen. Het beroep is dan ook gegrond verklaard.
2. Aangezien het beroep gegrond is verklaard, dient de heffingsambtenaar het betaalde griffierecht van € 47,- te vergoeden.
3. De rechtbank vindt aanleiding de heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.598,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 265,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vermindert de vastgestelde waarde tot € 112.000,-;
  • vermindert de aanslag onroerende zaakbelastingen 2019 dienovereenkomstig;
  • gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 47,- aan hem vergoedt;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.598,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.H.M. Venmans, griffier, op 30 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, de rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.