In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 augustus 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2016. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. B.J.P. Toonen, had bezwaar gemaakt tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst van 30 april 2020, die de aanslag en bijbehorende verzuimboete, vergrijpboete en belastingrente had opgelegd. Tijdens de zitting op 30 juni 2021 te Breda hebben partijen een compromis bereikt over de vergrijpboete, die werd vastgesteld op € 1.500.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de vergrijpboete. De vergrijpboete is verminderd tot € 1.500, en de inspecteur is veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, die zijn vastgesteld op € 1.496. Daarnaast moet de inspecteur het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 vergoeden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een fout was gemaakt bij de toekenning van het zaaknummer, maar heeft dit rechtgezet door alleen uitspraak te doen in zaaknummer 20/6872.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De rechtbank heeft de belanghebbende erop gewezen dat de uitspraak onherroepelijk wordt als er geen rechtsmiddel wordt aangewend binnen de gestelde termijn.