ECLI:NL:RBZWB:2021:4142

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 augustus 2021
Publicatiedatum
12 augustus 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6872
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2016 met vergrijpboete

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 augustus 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2016. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. B.J.P. Toonen, had bezwaar gemaakt tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst van 30 april 2020, die de aanslag en bijbehorende verzuimboete, vergrijpboete en belastingrente had opgelegd. Tijdens de zitting op 30 juni 2021 te Breda hebben partijen een compromis bereikt over de vergrijpboete, die werd vastgesteld op € 1.500.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de vergrijpboete. De vergrijpboete is verminderd tot € 1.500, en de inspecteur is veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, die zijn vastgesteld op € 1.496. Daarnaast moet de inspecteur het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 vergoeden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een fout was gemaakt bij de toekenning van het zaaknummer, maar heeft dit rechtgezet door alleen uitspraak te doen in zaaknummer 20/6872.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De rechtbank heeft de belanghebbende erop gewezen dat de uitspraak onherroepelijk wordt als er geen rechtsmiddel wordt aangewend binnen de gestelde termijn.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 20/6872
uitspraak van 11 augustus 2021
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [plaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 30 april 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het jaar 2016 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en de bij gelijktijdige beschikkingen opgelegde verzuimboete, vergrijpboete en in rekening gebrachte belastingrente (aanslagnummer [aanslagnummer] .H.66.01).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2021 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende mr. B.J.P. Toonen, verbonden aan Toonen Advocatuur te Cuijck, en namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep inzake de aanslag IB/PVV 2016 gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar inzake de aanslag IB/PVV 2016 voor zover deze betrekking heeft op de vergrijpboete;
  • vermindert de vergrijpboete tot € 1.500;
  • veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.496 en bepaalt dat dit bedrag wordt uitbetaald aan de gemachtigde;
  • gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 aan hem vergoedt.

2.Gronden

Vooraf
2.1.
De rechtbank constateert dat de griffie van de rechtbank bij ontvangst van het beroepschrift een zaaknummer te veel heeft aangemaakt. Zaaknummer 20/6873 heeft betrekking op de aanslag Zorgverzekeringswet voor het jaar 2016. Het beroep van belanghebbende ziet echter enkel op de aanslag IB/PVV voor het jaar 2016. De rechtbank doet daarom alleen uitspraak in zaaknummer 20/6872.
Compromis
2.2.
Partijen hebben ter zitting bij wijze van compromis overeenstemming bereikt over hetgeen hen verdeeld hield en wel in die zin dat de vergrijpboete moet worden vastgesteld op € 1.500. De rechtbank ziet geen reden anders te oordelen.
2.3.
Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard. Dit betekent dat de vergrijpboete bij de aanslag IB/PVV voor het jaar 2016 wordt verminderd tot € 1.500.
2.4.
Partijen hebben eveneens overeenstemming bereikt over de vergoeding van de proceskosten, inhoudende dat deze op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand worden vastgesteld aan de hand van de vaststelling: 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748 en een wegingsfactor 1. De proceskostenvergoeding dient derhalve te worden vastgesteld op € 1.496. Het bedrag van de proceskostenvergoeding zal op grond van artikel 8:75, tweede lid, van de Awb, conform toevoeging krachtens de Wet op de rechtsbijstand, worden uitbetaald aan de gemachtigde.
2.5.
Aangezien het beroep gegrond is verklaard, dient de inspecteur het betaalde griffierecht van € 48 aan belanghebbende te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. Bogert, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Houben, griffier, op 11 augustus 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.