ECLI:NL:RBZWB:2021:4124

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 augustus 2021
Publicatiedatum
11 augustus 2021
Zaaknummer
AWB- 21_2997 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking verzoek voorlopige voorziening

In deze zaak heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom, waarin aan verzoeker een last onder dwangsom is opgelegd. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Op 22 juli 2021 heeft het college aan de rechtbank en verzoeker medegedeeld dat de last onder dwangsom is opgeschort tot twee weken na de beslissing op bezwaar. Verzoeker heeft vervolgens op 23 juli 2021 zijn verzoek ingetrokken, maar verzocht om het college te veroordelen in de proceskosten. Het college heeft hierop gereageerd in een brief van 30 juli 2021.

De voorzieningenrechter heeft besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter overweegt dat, op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het verzoekschrift.

De voorzieningenrechter concludeert dat het college aan verzoeker is tegemoetgekomen door de uitvoering van het bestreden besluit op te schorten. Daarom wordt het college veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 374,-. Tevens zal het griffierecht van € 181,- aan verzoeker worden terugbetaald. Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 11 augustus 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2997 GEMWT VV
uitspraak van 11 augustus 2021 van de voorzieningenrechter op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker], te [woonplaats verzoeker], verzoeker,

gemachtigde: mr. R.H.U. Keizer,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van 24 juni 2021 waarin aan verzoeker een last onder dwangsom is opgelegd (bestreden besluit). Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
In een e-mailbericht van 22 juli 2021 is namens het college aan de rechtbank en verzoeker medegedeeld dat het college de last onder dwangsom heeft opgeschort tot twee weken na de beslissing op bezwaar. Vervolgens heeft verzoeker het verzoek bij brief van 23 juli 2021 ingetrokken met het verzoek om het college te veroordelen in de proceskosten. Het college heeft daar bij brief van 30 juli 2021 op gereageerd.
De voorzieningenrechter heeft, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb in samenhang bezien met artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb, kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt uit het e-mailbericht van 22 juli 2021 dat het college aan verzoeker is tegemoetgekomen, in die zin dat hij te kennen heeft gegeven de uitvoering van het bestreden besluit op te schorten tot twee weken nadat op het bezwaarschrift is beslist. Hierin ziet de voorzieningenrechter aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 374,-(1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 748,- en wegingsfactor 0,5). Gelet op de beperkte omvang en inhoud van het verzoekschrift is de voorzieningenrechter het met het college eens dat een wegingsfactor van 0,5 gehanteerd moet worden.
3. De voorzieningenrechter overweegt ten overvloede dat de griffier op grond van artikel 8:82, vierde lid, van de Awb het griffierecht van € 181,- aan verzoeker zal terugbetalen.

Beslissing

De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 374,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 11 augustus 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.