In deze zaak heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom, waarin aan verzoeker een last onder dwangsom is opgelegd. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Op 22 juli 2021 heeft het college aan de rechtbank en verzoeker medegedeeld dat de last onder dwangsom is opgeschort tot twee weken na de beslissing op bezwaar. Verzoeker heeft vervolgens op 23 juli 2021 zijn verzoek ingetrokken, maar verzocht om het college te veroordelen in de proceskosten. Het college heeft hierop gereageerd in een brief van 30 juli 2021.
De voorzieningenrechter heeft besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter overweegt dat, op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het verzoekschrift.
De voorzieningenrechter concludeert dat het college aan verzoeker is tegemoetgekomen door de uitvoering van het bestreden besluit op te schorten. Daarom wordt het college veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 374,-. Tevens zal het griffierecht van € 181,- aan verzoeker worden terugbetaald. Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 11 augustus 2021.