ECLI:NL:RBZWB:2021:4118
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit van DUO inzake aanvullende beurs studiefinanciering
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). De eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van DUO van 1 oktober 2020, waarin zijn bezwaar tegen de toekenning van een aanvullende beurs voor studiefinanciering ongegrond werd verklaard. De eiser had eerder, op 29 juli 2020, een aanvullende beurs aangevraagd, die met terugwerkende kracht vanaf september 2019 was toegekend. De eiser stelde dat hij onvoldoende was geïnformeerd over zijn recht op studiefinanciering en dat hij door persoonlijke omstandigheden, zoals ziekte en overlijden in de familie, niet in staat was geweest om eerder een aanvraag in te dienen.
Tijdens de zitting op 27 mei 2021 werd het beroep besproken, waarbij zowel de eiser als een vertegenwoordiger van DUO aanwezig waren. De rechtbank overwoog dat de wettelijke bepalingen van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) bepalen dat studiefinanciering niet kan worden toegekend voor een periode voorafgaand aan het studiejaar waarin de aanvraag is ingediend. De rechtbank concludeerde dat DUO terecht de aanvullende beurs had toegekend met ingang van september 2019, omdat de aanvraag in dat studiejaar was ingediend.
De rechtbank oordeelde verder dat de door de eiser aangevoerde persoonlijke omstandigheden niet voldoende waren om een beroep te doen op de hardheidsclausule van de wet. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen reden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.