ECLI:NL:RBZWB:2021:4097
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering ontheffing voor vaart over de Hoofdvaarweg Lemmer-Delfzijl door Rijkswaterstaat
Op 9 augustus 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiseres en de hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat Noord-Nederland. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een ontheffing om met haar motorschip over de Hoofdvaarweg Lemmer-Delfzijl te varen. Deze aanvraag werd op 25 juni 2020 door Rijkswaterstaat afgewezen, omdat het schip niet voldeed aan de vereisten voor een conventioneel voorschip. Eiseres voerde aan dat er sprake was van rechtsongelijkheid, omdat andere schepen met vergelijkbare afmetingen wel een ontheffing hadden gekregen. De rechtbank heeft de zaak op 17 juni 2021 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als vertegenwoordigers van Rijkswaterstaat aanwezig waren.
De rechtbank oordeelde dat Rijkswaterstaat in redelijkheid de ontheffing had kunnen weigeren. De rechtbank stelde vast dat het schip van eiseres langer was dan de toegestane lengte en niet voldeed aan de voorwaarden die in de Raamontheffing zijn gesteld. De rechtbank vond het uitgangspunt van Rijkswaterstaat, dat alleen in uitzonderlijke gevallen grotere schepen worden toegelaten, niet onredelijk. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van gelijke gevallen en dat de weigering van de ontheffing gerechtvaardigd was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.