ECLI:NL:RBZWB:2021:4089

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 augustus 2021
Publicatiedatum
9 augustus 2021
Zaaknummer
02/820091-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van auto’s uit het duurdere segment met overschrijding van de redelijke termijn van berechting

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 augustus 2021, staat de verdachte terecht voor het witwassen van meerdere auto’s uit het duurdere segment. De tenlastelegging betreft het witwassen van auto’s in de periode van 1 januari 2013 tot en met 9 augustus 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, als autoschadehersteller, zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen. De officier van justitie heeft bewijs aangedragen dat de verdachte auto’s heeft verworven en verhandeld, waarvan de herkomst vermoedelijk uit misdrijf afkomstig is. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar de rechtbank oordeelt dat de verdachte geen concrete en verifieerbare verklaring heeft gegeven voor de herkomst van de gelden die hij heeft gebruikt voor de aanschaf van de auto’s.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de tenlastegelegde periode meerdere dure auto’s heeft aangeschaft en dat de kosten van deze auto’s niet in verhouding staan tot zijn legale inkomsten. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte geen eigenaar was van de Audi A7, waarvoor hij is vrijgesproken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur, te vervangen door 40 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar. Tevens is vastgesteld dat de redelijke termijn van berechting is overschreden, wat heeft geleid tot een lagere strafmaat.

De rechtbank heeft de teruggave gelast van een in beslag genomen Audi A7 aan de rechtmatige eigenaar, omdat de verdachte niet als eigenaar kon worden aangemerkt. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die betrekking hebben op witwassen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/820091-18
vonnis van de meervoudige kamer van 10 augustus 2021
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1989 te [Geboorteplaats]
wonende te [Woonadres]
raadsman mr. K.R. Verkaart, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 juli 2021 waarbij de officier van justitie, mr. C. de Pagter, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van auto's en daarvan in zijn beroep van autoschadehersteller een gewoonte heeft gemaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het witwassen van alle tenlastegelegde auto’s in de periode van 1 januari 2013 tot en met 9 augustus 2018 bewezen. Zij baseert zich daarbij op de overwegingen uit het zogeheten 6-stappen arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verklaring van verdachte, die hij pas maanden later via een zelf opgesteld verweerschrift heeft afgelegd, heeft het vermoeden van witwassen volgens haar niet ontzenuwd waardoor kan worden gesteld dat de auto’s een criminele herkomst hebben. Gelet op de periode en de hoeveelheid auto’s gaat de officier van justitie uit van gewoontewitwassen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Daartoe is, kort samengevat, betoogd dat niet kan worden vastgesteld dat het geld dat is gebruikt voor de aanschaf van de in de tenlastelegging genoemde auto’s en de onderdelen om deze op te knappen uit misdrijf afkomstig is. Niet alleen ontbreekt het vermoeden van witwassen, ook heeft verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring afgelegd. Zo zijn de taxaties van [Naam 1] gebaseerd op nieuwe, originele onderdelen en gaan deze bovendien uit van een volledig herstelde auto. Verdachte heeft echter tweedehands onderdelen gebruikt die vele malen goedkoper zijn en hij hoefde geen btw te betalen. Ook waren niet alle auto’s bij verkoop volledig hersteld. Deze verklaring is vervolgens niet als reële mogelijkheid onderzocht. Daar komt nog bij dat verdachte niet de eigenaar is geweest van de Audi A7 met kenteken [Kenteken] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (gewoonte-)witwassen van de acht tenlastegelegde auto’s.
Juridisch kader
In deze zaak kan geen direct verband worden gelegd tussen een bepaald misdrijf en de acht tenlastegelegde auto’s (en onderdelen voor die auto’s). Verdachte is niet veroordeeld voor of wordt niet verdacht van feiten die de herkomst van die auto’s direct verklaren. Dat betekent dat er geen gronddelict bekend is. De rechtbank zal daarom gebruik maken van het hiervoor ontwikkelde toetsingskader uit het reeds genoemde 6-stappen arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 11 januari 2013 (ECLI:NL:GHAMS:2013:BY8481). Hieruit volgt dat het in de tenlastelegging opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ pas bewezen kan worden indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Daarvoor moet allereerst worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van zodanige aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Als dit het geval is, dan mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de goederen. Deze verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij pas in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren. Zodra de verklaring van verdachte voldoende tegenwicht biedt, is het aan het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de door verdachte gestelde alternatieve herkomst van de goederen. Uit de resultaten van dat onderzoek zal moeten blijken of met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de goederen waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst hebben en dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring overblijft.
Beoordeling
Vermoeden van witwassen
Over het vermoeden van witwassen overweegt de rechtbank het volgende.
Uit het dossier blijkt dat [Naam 2] , oom van verdachte en broer van [Naam 3] , al op 24 februari 2015 een verklaring heeft afgelegd waarin hij onder meer over verdachte verklaart dat hij in 2009 is opgepakt in België voor wapen- en cocaïne handel, hij in dure auto’s reed en er zelfs meerdere tegelijk gebruikte, hij wel zes hennepkwekerijen heeft, en hij veel auto’s omkat en bewerkt voor drugstransporten. Ook zou er een vuurwapen liggen tussen de dubbele wanden van het bedrijf van [Naam 3] , welke ruimte ook wordt gebruikt voor opslag van drugs en gestolen auto-onderdelen. Tijdens een doorzoeking van het autoschadebedrijf [Naam 3] in Roosendaal werden vervolgens ook daadwerkelijk 452,1 gram hasj, een vuurwapen met daarin 8 patronen en 8 losse patronen aangetroffen.
Verder blijkt uit het dossier dat de politie meerdere malen heeft waargenomen dat verdachte gebruik maakte van een bruine BMW 530D met het kenteken [Kenteken] . Dit betreft een voertuig uit het luxere segment dat van 12 oktober 2017 tot 10 maart 2018 op naam van verdachte heeft gestaan. Ook blijkt uit het dossier dat verdachte sinds medio april 2013 tot augustus 2018 meerdere voertuigen op zijn naam heeft gehad uit het duurdere en exclusieve segment, namelijk een Mercedes Benz met kenteken [Kenteken] , een Mercedes Benz met kenteken [Kenteken] , een Mercedes Benz met kenteken [Kenteken] , een Porsche met kenteken [Kenteken] , een BMW met kenteken [Kenteken] en een Audi met kenteken [Kenteken] . Dit betroffen schade-auto’s. Over de aanschafprijs en de geschatte reparatiekosten van voornoemde auto’s is het volgende gebleken:
- Mercedes Benz met kenteken [Kenteken] :
Aanschafprijs € 9.500,-,
Reparatiekosten inclusief BTW en arbeidsloon € 23.212,04.
- Mercedes Benz met kenteken [Kenteken] :
Aanschafprijs € 13.000,-
Reparatiekosten inclusief BTW en arbeidsloon € 27.631,08.
- Mercedes Benz met kenteken [Kenteken] :
Aanschafprijs € 6.500,-
Reparatiekosten inclusief BTW en arbeidsloon € 23.034,20.
- Porsche met kenteken [Kenteken] :
Aanschafprijs € 6.500,-
Schadebedrag € 83.850,62
- BMW met kenteken [Kenteken] :
Aanschafprijs € 4.000,-
Reparatiekosten inclusief BTW en arbeidsloon € 23.042,72
- Audi met kenteken [Kenteken] :
Aanschafprijs € 6.500,-
Reparatiekosten inclusief BTW en arbeidsloon € 12.906,10.
- BMW 530D met het kenteken [Kenteken]
Aanschafprijs € 1.250,-
Reparatiekosten inclusief BTW en arbeidsloon € 14.220,71.
Tot slot blijkt in dit kader uit het dossier dat verdachte als autoschademonteur werkzaam was bij [Bedrijfsnaam] in Roosendaal. Onderzocht is wat het inkomen van een autoschademonteur met een gemiddeld dienstverband van 10 jaar bedraagt. Dat is € 2.379,- bruto en € 1.901,50 netto per maand en dat komt neer op een bruto jaarloon van € 28.548,-. Ook is gekeken naar wat verdachte in de tenlastegelegde periode aan loon op zijn bankrekening heeft ontvangen.
Hieruit volgt dat de aankoopbedragen en (geschatte) reparatiekosten van de auto’s aanzienlijk hoger waren dan de ontvangen inkomsten voor zijn werkzaamheden in loondienst.
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor aangehaalde feiten en omstandigheden tezamen het vermoeden rechtvaardigen dat de auto’s en de herstelkosten daarvan zijn betaald met geld dat uit enig misdrijf afkomstig is. De transacties staan immers niet in verhouding tot de inkomsten. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat met de handel in verdovende middelen inkomsten worden gegenereerd.
Concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring
Indien sprake is van zo’n vermoeden mag van verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de herkomst van het geld.
 Totstandkoming verklaring
Uit het dossier blijkt dat verdachte vier keer door de politie is verhoord over de gerezen witwasverdenking, namelijk op 9 augustus 2018, 10 augustus 2018, 11 augustus 2018 en 29 maart 2019. Hij is geconfronteerd met de hem incriminerende feiten en omstandigheden. Verdachte heeft zich tijdens alle vier de verhoren op zijn zwijgrecht beroepen. Eerst op 14 mei 2019 heeft verdachte via zijn raadsman een verweerschrift ingediend met daarin zijn schriftelijke verklaring, calculaties per auto die zien op de kosten van aanschaf en herstel, afschriften van nota’s en marktplaatsadvertenties. Vervolgens zijn er voor de pro-forma zitting van 19 februari 2020 door de verdediging onderzoekswensen ingediend. Gelet op de tot dan toe schriftelijk verlopen procedure, wat in het strafrecht niet gebruikelijk is, vond de rechtbank het toen wenselijk dat verdachte naar aanleiding van zijn schriftelijke verklaring eerst door de politie zou worden gehoord. Dit omdat uit een volwaardig verhoor bij de politie kan blijken of en in welke mate verdachte bereid is openheid van zaken te geven. Daarmee heeft de verdediging uiteindelijk ingestemd maar op de volgende pro-forma zitting van 6 november 2020 is gebleken dat verdachte toch van deze door de rechtbank geboden gelegenheid heeft afgezien. Daaruit volgt dat het de keuze van verdachte is geweest om enkel een schriftelijke visie op de verdenking te geven en geen vragen hierover van de politie te beantwoorden. Pas op de inhoudelijke behandeling van 27 juli 2021 is het tot beantwoording van vragen door verdachte gekomen. De rechtbank weegt dit mee bij de beoordeling van de verklaring van verdachte.
 Inhoud verklaring
Uit de schriftelijke verklaring van verdachte blijkt kort samengevat dat hij in 2013 ‘een gokje wilde wagen’ door een schadeauto uit het duurdere segment te kopen en op te knappen omdat het altijd zijn droom was geweest om in een mooie auto te rijden. Om dit gokje te wagen heeft hij een geldbedrag van € 20.000,- geleend bij vrienden. Daarnaast had hij wat spaargeld uit de periode dat hij nog thuis woonde en door de op- en verkoop (na herstel) van kleinere (schade)auto's. Van dit bedrag heeft hij zijn eerste auto uit het duurdere segment aangeschaft namelijk een Mercedes C63 AMG.
Over het startkapitaal van verdachte voor de Mercedes C63 AMG overweegt de rechtbank dat inderdaad uit het dossier is gebleken dat hij voorafgaand aan de tenlastegelegde periode goedkopere auto’s heeft verkocht. De opbrengsten hiervan zijn echter onbekend. Op vragen over de hoogte van het spaargeld heeft verdachte, ook ter terechtzitting, geen antwoord gegeven. Dat maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de verklaring van verdachte op dit punt niet concreet is gemaakt.
Over de lening van € 20.000,- heeft verdachte aanvankelijk verklaard dat hij dit van vrienden heeft geleend. Later blijkt dat het niet om meerdere vrienden gaat maar om één vriend, namelijk [Naam 4] (verder: [Naam 4] ). [Naam 4] is over de lening bij de rechter-commissaris gehoord en heeft daar de verklaring van verdachte bevestigd. Kort voor de inhoudelijke behandeling zijn ter staving van deze verklaring nog een aantal kopieën van bankafschriften van [Naam 4] aan de rechtbank toegezonden. De lening is daarmee concreet en enigszins verifieerbaar gemaakt. De rechtbank constateert echter dat [Naam 4] ten tijde van het aangaan van de lening student was. Van de toegezonden bankafschriften is bovendien gebleken dat deze op een aantal opnames bij een geldautomaat na grotendeels zwart zijn gemaakt. Daardoor is niet te controleren of er ook inkomsten dan wel terug stortingen waren. Het banksaldo van deze rekening is evenmin te zien. Daarnaast is hierop een afschrijving te zien van € 8.200,- maar deze lijkt naar een andere rekening van [Naam 4] te zijn overgemaakt. Deze bankafschriften zijn naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet veelzeggend. Dit geldt temeer nu zowel verdachte als [Naam 4] verklaren dat de lening in contanten is verstrekt en terugbetaald en daarvan niets op papier staat. Daar komt bij dat zij het opmerkelijk acht dat een student een dergelijk bedrag aan spaargeld heeft. Verdachte heeft overigens eerder bij een staandehouding door de politie nog verklaard dat hij zijn auto door hard werken heeft kunnen betalen. Alles afwegend acht de rechtbank de gegeven en deels wisselende verklaring van verdachte over de lening dan ook hoogst onwaarschijnlijk.
Tegen deze achtergrond concludeert de rechtbank dat verdachte geen concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over het startkapitaal waarmee hij zijn eerste auto uit het duurdere segment heeft aangeschaft, te weten de Mercedes C63 AMG met het kenteken [Kenteken] . Aldus is het vermoeden van witwassen al bij de start van de reeks tenlastegelegde door verdachte gekochte, opgeknapte en verkochte auto’s uit het duurdere segment niet ontzenuwd. Met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de aankoop en het herstel van de Mercedes C63 AMG met het kenteken [Kenteken] een legale herkomst heeft waardoor een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring overblijft.
Vervolgkopen
Nu volgens verdachte met de opbrengst van de eerste auto uit het duurdere segment de volgende is gekocht en van de verkoop van die auto weer de daaropvolgende en zo verder tot aan de BMW 530D met het kenteken [Kenteken] , is sprake van het omzetten van het oorspronkelijke bedrag en de eerste auto, telkens in een andere auto. Reeds om die reden kunnen ook de Mercedes Benz met kenteken [Kenteken] , de Mercedes Benz met kenteken [Kenteken] , de Porsche met kenteken [Kenteken] , de BMW met kenteken [Kenteken] , de Audi met kenteken [Kenteken] en de BMW 530 D met het kenteken [Kenteken] worden aangemerkt als zijnde van misdrijf afkomstig.
Reparatiekosten
De rechtbank is ten aanzien van de reparatiekosten echter van oordeel dat het witwasvermoeden ten aanzien van deze kosten wel voldoende ontzenuwd is. De officier van justitie is bij de berekening van de reparatiekosten van de tenlastegelegde auto’s uitgegaan van de taxaties van [Naam 1] . Verdachte heeft daarover verklaard dat deze taxaties niet kunnen worden gebruikt omdat daarbij van nieuwe onderdelen en volledig herstelde auto’s is uitgegaan terwijl verdachte gebruik heeft gemaakt van tweedehands onderdelen die hij onder andere op Marktplaats heeft gekocht en niet alle auto’s ten tijde van de verkoop volledig waren hersteld. Evenmin is er sprake van arbeidsuren nu verdachte in zijn vrije tijd zelf aan zijn auto’s heeft gesleuteld. Btw, waar [Naam 1] vanuit gaat, is nooit in rekening gebracht. Gelet op het beroep van verdachte als autoschadehersteller acht de rechtbank deze verklaring aannemelijk en kan het door de officier van justitie berekende bedrag geen stand houden. De rechtbank zal daar bij de strafmaat rekening mee houden. Het voorgaande leidt er toe dat aan het voorwaardelijk verzoek van de verdediging tot het horen van [Naam 1] als getuige niet wordt toegekomen.
Gewoontewitwassen:
Nu alleen van het startkapitaal waarmee de reeks auto’s is aangekocht kan worden vastgesteld dat dit is witgewassen en niet van de reparatiekosten, kan naar het oordeel van de rechtbank niet van gewoontewitwassen worden gesproken. Zij spreekt verdachte daarom van dat onderdeel van het tenlastegelegde vrij.
Audi A7 met kenteken [Kenteken]
Van de Audi A7 met kenteken [Kenteken] is de rechtbank van oordeel dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte daarvan de eigenaar was. Zij spreekt hem daarom vrij van het witwassen van deze auto.
Conclusie:
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de Mercedes C63 AMG met kenteken [Kenteken] , de Mercedes Benz met kenteken [Kenteken] , de Mercedes Benz met kenteken [Kenteken] , de Porsche met kenteken [Kenteken] , de BMW met kenteken [Kenteken] , de Audi met kenteken [Kenteken] en de BMW 530 D met het kenteken [Kenteken] , heeft verworven, voorhanden heeft gehad, overgedragen, omgezet en daarvan gebruik van heeft gemaakt terwijl hij wist dat deze geheel of gedeeltelijk, middellijk of onmiddellijk, afkomstig waren uit enig misdrijf. Zij acht het tenlastegelegde voor wat betreft deze auto’s dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode 1 januari 2013 tot en met 9 augustus 2018 te Roosendaal, meerdere voorwerpen, te weten:
- een Mercedes Benz met kenteken [Kenteken] en
- een Mercedes Benz met kenteken [Kenteken] en
- een Mercedes Benz met kenteken [Kenteken] en
- een Porsche met kenteken [Kenteken] en
- een BMW met kenteken [Kenteken] en
- een Audi met kenteken [Kenteken] en
- een BMW met kenteken [Kenteken] ,
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en
daarvangebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 180 uur te vervangen door 90 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaar. In beginsel schrijven de richtlijnen van het Openbaar Ministerie bij een wit te wassen bedrag als in deze zaak een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht tot negen maanden voor. Het tijdsverloop en de omstandigheid dat verdachte zich sinds augustus 2018 niet opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten, maakt echter dat zij hiervan afwijkt.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Wanneer de gevoerde bewijsverweren niet worden gevolgd, bepleit de verdediging in strafmatigende zin bij de strafoplegging rekening te houden met het feit dat verdachte geen relevant strafblad heeft, met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting en het feit dat verdachte een eigen autobedrijf heeft en kostwinner is. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou een doorkruising van de positieve gang van zaken bij verdachte betekenen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich gedurende een periode van vijf en een half jaar schuldig gemaakt aan het witwassen van auto’s uit het duurdere segment en van onderdelen voor die auto’s. Witwassen tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan en heeft een ontwrichtende werking op de economie. Bovendien worden door het plegen van witwassen onderliggende strafbare feiten afgedekt wat het voortbestaan van verschillende vormen van criminaliteit in de hand werkt waardoor misdaad lonend wordt gemaakt.
Er zijn geen specifieke oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht beschikbaar ten aanzien van witwassen. Voor een dergelijk feit wordt het oriëntatiepunt Fraude toegepast. De rechtbank gaat uit van een benadelingsbedrag tussen de € 10.000,- en € 70.000,-. Het uitgangspunt daarbij is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee tot vijf maanden. De rechtbank zal dat oriëntatiepunt als vertrekpunt nemen bij de bepaling van de strafmaat.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 25 juni 2021. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Verder is daaruit gebleken dat verdachte zich sinds augustus 2019 niet schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten.
De rechtbank heeft daarnaast geconstateerd dat de redelijke termijn van berechting, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM is overschreden. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. De termijn vangt aan op het moment dat door de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van de verdachte heeft als een zodanige handeling te gelden. Verdachte is op 9 augustus 2018 in verzekering gesteld. Heden, op 10 augustus 2021, wijst de rechtbank vonnis. Van bijzondere omstandigheden is geen sprake. De rechtbank stelt dan ook vast dat de redelijke termijn is overschreden met één jaar.
Het voorgaande heeft tot gevolg dat de rechtbank geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte zal opleggen, maar kiest voor een andere strafmodaliteit. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een taakstraf van 80 uur, te vervangen door 40 dagen hechtenis moet worden opgelegd. Dit met aftrek van voorarrest. Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding om een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaar op te leggen. Daarmee wordt niet alleen de ernst van het feit benadrukt, maar ook getracht verdachte er in de toekomst van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, nu hij immers nog steeds in de autobranche werkzaam is.

7.Het beslag

De teruggave
Onder verdachte is een personenauto van het merk Audi, type A7 en met het kenteken [Kenteken] in beslag genomen. Verdachte is vrijgesproken van het witwassen van deze auto omdat niet kan worden vastgesteld dat hij de eigenaar daarvan was. De rechtbank zal de teruggave van deze personenauto gelasten aan [naam] , omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Witwassen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 80 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
veertig dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Beslag
- gelast de teruggave aan [naam] van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten 1.00 STK Personenauto [Kenteken] , AUDI A7 2011, KL: grijs G1818066.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.G.F. Vliegenberg, voorzitter, mr. D. van Kralingen en mr. M.H.M. Collombon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 augustus 2021.
Mr. Vliegenberg en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.