ECLI:NL:RBZWB:2021:4046

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 augustus 2021
Publicatiedatum
6 augustus 2021
Zaaknummer
AWB- 20_6497 en 20_6604
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke geschillen over omgevingsvergunningen voor geluidsschermen op recreatiepark

Op 6 augustus 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende omgevingsvergunningen voor het plaatsen van geluidsschermen op een recreatiepark in Tilburg. Eiser 1, vertegenwoordigd door mr. M.J.C. Mol, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg, die op 6 april 2020 een omgevingsvergunning had verleend voor het plaatsen van geluidsschermen. Eiser 1 betoogde dat de vergunning niet in overeenstemming was met een goede ruimtelijke ordening, omdat het scherm niet paste in de open en agrarische omgeving en de monumentale waarde van zijn woning aantastte. Eisers 2, die ook bezwaar hadden gemaakt tegen een tweede omgevingsvergunning, voerden aan dat de vergunning niet voldoende rekening hield met hun belangen en dat de geluidsschermen niet goed in de omgeving waren ingepast.

De rechtbank oordeelde dat het college onvoldoende had gemotiveerd dat de afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming was met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank vernietigde de bestreden besluiten en herroepte de omgevingsvergunning van 1 oktober 2018. De rechtbank stelde het college in de gelegenheid om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen op de bezwaren van zowel eiser 1 als eisers 2, waarbij het college opnieuw moet toetsen aan het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelde dat het college de belangen van de eisers onvoldoende had afgewogen tegen het algemeen belang van de plaatsing van de geluidsschermen.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging bij het verlenen van omgevingsvergunningen en de noodzaak voor het college om adequaat te motiveren waarom een afwijking van het bestemmingsplan gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiser 1 toegewezen en het griffierecht vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 20/6497 WABOA en BRE 20/6604 WABOA
uitspraak van 6 augustus 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

1.[naam eiser 1] , te [naam woonplaats] , eiser 1,gemachtigde: mr. M.J.C. Mol,

2.[eisers 2] en [eisers 2] , te [naam woonplaats] , eisers 2,

tezamen, eisers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.
Als vergunninghoudster heeft aan het geding deelgenomen:
[naam vergunninghoudster], te [eisers 2] ,
gemachtigde: mr. B.F.J. Bollen.
Procesverloop
Eiser 1 heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 6 april 2020 (bestreden besluit I) van het college over het op 1 oktober 2018 verlenen van een omgevings-vergunning aan vergunninghoudster voor het plaatsen van geluidschermen op [naam vergunninghoudster] aan de [adres 1] .
Eisers 2 hebben beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 2 april 2020 (bestreden besluit II) van het college over het op 23 augustus 2019 verlenen van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van geluidsschermen op dezelfde locatie.
De beroepen zijn behandeld op zitting in Breda op 2 juli 2021. [eisers 2] was daarbij samen met zijn dochter aanwezig. Eiser 1 is samen met zijn gemachtigde en zijn vrouw verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Hümmels. Namens vergunninghoudster was [vertegenwoordiger vergunninghoudster] aanwezig.
Overwegingen

1. Feiten

Eiser 1 woont aan de [adres 2] . Eisers 2 wonen aan de [adres 3] .
Vergunninghoudster heeft op twee plaatsen op het recreatiepark geluidsschermen geplaatst (25 meter en 21 meter lang en 3 meter hoog).
Eerste omgevingsvergunning
Op 31 juli 2018 heeft vergunninghoudster daar een omgevingsvergunning voor aangevraagd.
Op 11 juni 2018 is het bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan] , 1e herziening” (hierna: bestemmingsplan) vastgesteld en bekendgemaakt. Dat is op 20 juli 2018 in de Staatscourant [1] gepubliceerd. Daarin staat dat het bestemmingsplan per 23 juli 2018 ter inzage is gelegd. [2] Omdat de aanvraag op 31 juli 2018 is ontvangen, gold op dat moment een aanhoudingsplicht. [3] Het bestemmingsplan is op 4 september 2018 in werking getreden. [4] Daardoor is de aanhoudingsplicht geëindigd. [5]
Bij besluit van 1 oktober 2018 heeft het college de aangevraagde omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten bouwen en handelen in strijd met het bestemmingsplan. In artikel 3.2.2. van de planregels van dat bestemmingsplan stond volgens het college dat ter plaatse van de bouwaanduiding ‘geluidwerende voorziening’ een geluidwerende voorziening met een minimale hoogte van 3 meter aanwezig moest zijn, met dien verstande dat de geluidwerende voorziening ter plaatse van het parkeerterrein maximaal 21 meter lang is en de geluidwerende voorziening nabij de [adres 3] minimaal 25 meter lang. Volgens het college voldeed het bouwplan daar niet aan, omdat het geluidscherm nabij de [adres 2] 60 centimeter buiten de bouwaanduiding geluidwerende voorziening is geplaatst. Met toepassing van een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid heeft het college daar toestemming voor gegeven.
Eisers hebben tegen vergunning bezwaar gemaakt.
Op 15 april 2019 heeft de omgevingscommissie Gemeente Tilburg geadviseerd over de vraag of het bouwplan voldoet aan de redelijke eisen van welstand. [6] De commissie is van oordeel dat het geluidscherm aan de zijde van de [adres 3] niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand. Het scherm heeft op zichzelf geen bijzondere kwaliteit en het scherm gaat onvoldoende op in de omgeving. Gelet daarop stelt de commissie de voorwaarde dat de stalen profielen in een donkere kleur worden geschilderd. Op die manier kan het contrast worden teruggebracht om de impact van de schermen te beperken. De commissie kan zich daarnaast goed voorstellen dat een (tijdelijke) aanplanting van hedera een sterke verbetering in de situatie zal opleveren. Met wandvullend groen zullen de schermen meer opgaan in de omgeving.
Het college heeft de bezwaren bij beslissing op bezwaar van 24 mei 2019 ongegrond verklaard, met de opmerking dat er een voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt toegevoegd: conform het advies van de Omgevingscommissie Gemeente Tilburg dienen de stalen profielen van de geluidschermen in een donkere kleur te worden geschilderd. Eiser 1 heeft daar beroep tegen ingesteld.
In de uitspraak [7] van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 18 december 2019 is het besluit van de gemeenteraad van de gemeente Tilburg van 11 juni 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan] , 1e herziening ( [naam 1e herziening] )” in zijn geheel vernietigd.
De rechtbank heeft het beroep van eiser 1 tegen de beslissing op bezwaar van 24 mei 2019 bij uitspraak van 4 maart 2020 gegrond verklaard en heeft het bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar. De rechtbank heeft het besluit vernietigd, omdat het college achteraf gezien bij de beoordeling van de aanvraag om een omgevingsvergunning ten onrechte het bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan] , 1e herziening” aan deze vergunning ten grondslag heeft gelegd.
Bij beslissing op bezwaar van 1 april 2020 heeft het college het bezwaar van eiser 1 ongegrond verklaard. Bij besluit van 6 april 2020 (bestreden besluit I) heeft het college een gebrek in dat besluit hersteld. Het college heeft besloten om de omgevingsvergunning van 1 oktober 2018 in stand te laten, onder aanpassing van de motivering. Tevens wordt opnieuw de voorwaarde aan de omgevingsvergunning toegevoegd ten aanzien van de stalen profielen van de geluidsschermen. In het besluit heeft het college de aanvraag om een omgevingsvergunning getoetst aan het “Bestemmingsplan [naam bestemmingsplan] ”. In dat bestemmingsplan is aan die locatie de bestemming ‘Recreatie’ toegekend en de functieaanduidingen ‘kampeerterrein’ en ‘verblijfsrecreatie’ (ter hoogte van nr. 2) en ‘parkeerterrein’ (ter hoogte van nr. 3). Volgens het college is het bouwplan in strijd met dat bestemmingsplan, omdat in artikel 12 van de planregels staat dat de gronden binnen de bestemming ‘recreatie’ bestemd zijn voor dagrecreatieve voorzieningen. Bouwwerken (geen gebouw zijnde) mogen volgens het college alleen worden opgericht ten behoeve van de op grond van artikel 12.1.1 en 12.1.2 toegelaten functies. Een geluidsscherm draagt volgens het college niet bij aan dagrecreatieve voorzieningen. Dat maakt het bouwplan volgens het college in strijd met het bestemmingsplan. Het college heeft daar met toepassing van de kruimelgevallenregeling [8] alsnog toestemming voor verleend.
Eiser 1 heeft daar op 19 mei 2020 beroep tegen ingesteld.
Tweede omgevingsvergunning
Op 14 mei 2019 heeft vergunninghoudster een aanvraag ingediend voor het wijzigen van de kleur van de profielen van de geluidsschermen en het typenummer van de geluidsschermen.
Op 22 mei 2019 heeft de Omgevingscommissie advies uitgebracht over die aanvraag. Zij schrijven dat met het gewijzigde voorstel wordt tegemoet gekomen aan het eerdere advies van de commissie. De komst van extra groen (klimplanten) en het groen schilderen van de profielen zal het zicht op het scherm verder verzachten, waardoor het beter opgaat in het landschap. In die zin wordt voldaan aan de eisen van welstand.
Het college heeft de aangevraagde omgevingsvergunning op 23 augustus 2019 verleend.
Eisers 2 hebben daar bezwaar tegen gemaakt.
Bij beslissing op bezwaar van 2 april 2020 (bestreden besluit II) heeft het college het bezwaar van eisers 2 ongegrond verklaard.
Eisers 2 hebben daar op 13 mei 2020 beroep tegen ingesteld.

2. Gronden

2.1
Eiser 1 heeft tegen bestreden besluit I aangevoerd dat het college geen omgevings-vergunning had mogen verlenen voor het plaatsen van de geluidsschermen, omdat dit niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Het scherm past volgens eiser 1 niet in een open en agrarische omgeving. Gelet op de lengte van het scherm heeft dit bouwwerk veel impact op de omgeving. Daarnaast is het scherm op zeer korte afstand van de monumentale woning van eiser gerealiseerd, waardoor een afbreuk wordt gedaan aan de monumentale waarde van die woning. Eiser 1 heeft daar aan toegevoegd dat het geluidsscherm leidt tot een aantasting van zijn woongenot en dat het scherm geen geluid reducerende werking heeft.
2.2
Eisers 2 hebben tegen bestreden besluit II aangevoerd dat het college de omgevingsvergunning van 23 augustus 2019 niet had mogen verlenen. Het college heeft onvoldoende rekening gehouden met de belangen van eisers 2 en hun recht op een goede woon- en leefomgeving. In strijd met de omgevingsvergunning van 1 oktober 2018 zijn volgens eisers 2 lichtere schermen geplaatst met een lagere geluidsisolatiewaarde. Daarnaast voldoet het scherm ook niet aan een goede inpassing in de omgeving. Het duurt nog jaren voordat de aangebrachte beplanting groot genoeg zal zijn om het scherm aan het zicht te onttrekken. Ook in de herfst en winter zal het scherm zichtbaar zijn, omdat de planten bladverliezend zijn. Daarnaast hebben eisers 2 aangevoerd dat het scherm niet op de juiste plek staat. Het scherm staat niet vóór maar naast een recreatiehuisje waar 8 personen in kunnen verblijven. Dat recreatiehuisje ligt in het verlengde van de tuin van eisers 2 en zij ervaren daar overlast van. Daar hebben eisers 2 aan toegevoegd dat het bestemmingsplan door de ABRvS is vernietigd, omdat door middel van het plaatsen van de schermen niet wordt voldaan aan de geluidsgrenswaarden. Eisers 2 willen dat het scherm verwijderd wordt en dat een oplossing wordt gezocht die voldoet aan de geluidsnormen en die past in de omgeving.
3. Wettelijk kader
3.1
De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
4. Twee omgevingsvergunningen
4.1
Op 1 oktober 2018 heeft het college de eerste omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van de geluidsschermen. In de bezwaarprocedure tegen die omgevings-vergunning werd duidelijk dat het oorspronkelijke bouwplan niet voldeed aan de redelijke eisen van welstand. Het college heeft vervolgens op 23 augustus 2019 een tweede omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van geluidsschermen met een ander typenummer (36 in plaats van 45) en met een andere kleur profielen. Dat betekent dat twee omgevingsvergunningen zijn verleend voor het op dezelfde locatie plaatsen van twee verschillende soorten schermen: schermen met type 45 en schermen met type 36 en donkere profielen. Het scherm met typenummer 45 is beter geluidwerend dan het scherm met typenummer 36.
4.2
Het college heeft ter zitting toegelicht dat het college heeft bedoeld om de tweede omgevingsvergunning te verlenen ter vervanging van de eerste omgevingsvergunning. Ondanks dat het college dit niet met zoveel woorden in de tweede omgevingsvergunning heeft opgenomen, gaat de rechtbank er hierna vanuit dat die eerste omgevingsvergunning geen werking meer heeft. Met het oog op de rechtszekerheid zal de rechtbank het besluit van 1 oktober 2018, waarbij de eerste omgevingsvergunning is verleend, vernietigen. De rechtbank neemt voorts aan dat het bezwaar en beroep van eiser 1, gelet op artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), (mede) betrekking heeft op de tweede omgevingsvergunning. De rechtbank heeft daartoe besloten om de verschillende procedures ten aanzien van de geluidsschermen te stroomlijnen met behoud van rechtsbescherming van zowel eiser 1 als eisers 2. Ter zitting hebben partijen daarmee ingestemd.
5. Het bestemmingsplan
5.1
De rechtbank stelt vervolgens vast dat de omgevingsvergunning op 23 augustus 2019 is verleend voor het bouwen van een bouwwerk en het afwijken van bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan] , 1e herziening”. Dat bestemmingsplan is door de ABRvS vernietigd op 18 december 2019.
5.2
Uit artikel 8:72, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat de vernietiging van een besluit ook de vernietiging van de rechtsgevolgen van dat besluit meebrengt. Uit jurisprudentie van de ABRvS volgt dat een omgevingsvergunning niet van rechtswege ongeldig wordt als het daaraan ten grondslag liggende bestemmingsplan wordt vernietigd, omdat de omgevingsvergunning niet als rechtsgevolg van het vernietigde bestemmingsplan kan worden aangemerkt. Vernietiging van het bestemmingsplan leidt er slechts toe dat een omgevingsvergunning die op grond daarvan is verleend, blootstaat aan vernietiging zolang de vergunning niet onherroepelijk is. Dat betekent dat een bestuursorgaan in een bezwaarprocedure tegen een vergunning die nog niet in rechte onaantastbaar is, aan deze vergunning niet met succes het vernietigde bestemmingsplan ten grondslag kan leggen. [9]
5.3
De rechtbank stelt vast dat het bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan] , 1e herziening” ten grondslag heeft gelegen aan het verlenen van de omgevingsvergunning. Die omgevingsvergunning ziet op de activiteiten bouwen en afwijken van dat bestemmingsplan. [10] Verder stelt de rechtbank vast dat die omgevingsvergunning nog niet onherroepelijk was op het moment dat dit bestemmingsplan werd vernietigd. Eisers 2 hadden namelijk bezwaar gemaakt tegen die omgevingsvergunning. In de beslissing op bezwaar van 8 april 2020 heeft het college het bezwaar van eisers 2 ongegrond verklaard. Gelet op de vernietiging van het bestemmingsplan had het college het bouwplan in bezwaar moeten toetsen aan het toen vigerende oude bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan] ”. De rechtbank stelt vast dat het college in bezwaar ten onrechte heeft vastgehouden aan de vernietigde herziening van dat bestemmingsplan als grondslag voor de omgevings-vergunning. Ter zitting heeft het college dat bevestigd.
6. Goede ruimtelijke ordening en belangenafweging
6.1
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat de afwijking van het planologisch regime in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. [11] Het college heeft namelijk onvoldoende onderbouwd dat de geluidsschermen zullen leiden tot het voorkomen dan wel het (in voldoende mate) reduceren van geluidsoverlast. Ook is niet duidelijk of het college heeft onderzocht in hoeverre het verlenen van een vergunning voor type 36 in plaats van type 45 effect op de geluidsreductie heeft. Uit de stukken blijkt dat verschillende akoestische onderzoeken zijn uitgevoerd ten aanzien van de geluidsschermen en dat de onderzoeksresultaten daarvan zijn neergelegd in akoestische rapporten van 14 september 2016 en 5 november 2018. Ook zou in januari 2017 een maatregelenstudie zijn uitgevoerd. De rechtbank heeft deze stukken niet in de dossiers aangetroffen. Wel blijkt uit de uitspraak van de ABRvS dat de ABRvS in de procedure tegen de herziening van het bestemmingsplan heeft vastgesteld dat die onderzoeken gebrekkig zijn. Ter zitting heeft vergunninghoudster gesteld dat uit nieuwe akoestische onderzoeken blijkt dat de geluidsschermen effectief zullen zijn in het weren van geluidsoverlast. Die onderzoeken zijn echter niet aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd en ook zijn deze onderzoeken niet in deze procedure overgelegd, zodat de rechtbank de juistheid van het standpunt van vergunninghoudster niet kan toetsen.
Gelet op het voorgaande heeft het college bovendien onvoldoende onderbouwd waarom het algemeen belang bij het plaatsen van de schermen zwaarder weegt dan de individuele belangen van eisers bij (behoud van) uitzicht en openheid van het landschap. Daarbij heeft de rechtbank mede in aanmerking genomen dat de noodzaak om de geluidsschermen te plaatsen (in elk geval in eerste instantie) is gecreëerd door het herziene bestemmingsplan, dat inmiddels door de ABRvS is vernietigd.
7. Conclusie
7.1
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de beroepen gegrond verklaren en zal de rechtbank de bestreden besluiten vernietigen en de omgevingsvergunning van 1 oktober 2018 herroepen. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen behandeling.
De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien, omdat het aan het college is om het bouwplan - met inachtneming van toekomstige ontwikkelingen - opnieuw te toetsen aan het bestemmingsplan “Buitengebied Zandleij 2021” en om te motiveren waarom een eventuele afwijking van dat bestemmingsplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Dat betekent dat het college opnieuw moet beslissen op de bezwaren van zowel eiser 1 als eisers 2 die nu beiden geacht worden gericht te zijn tegen de omgevingsvergunning die is verleend op 23 augustus 2019. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van tien weken.
7.2
Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eisers te worden vergoed.
7.3
De rechtbank zal het college veroordelen in de door eiser 1 gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.030,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 534,- en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1; € 534,- + € 1496,- = € 2.030,-). Eisers 2 hebben niet verzocht om een proceskostenvergoeding die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten;
  • herroept de omgevingsvergunning van 1 oktober 2018;
  • draagt het college op binnen tien weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de bezwaren met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiser 1 en € 178,- aan eisers 2 te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiser 1 tot een bedrag van € 2.030,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 6 augustus 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Wettelijk kader
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
Artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet.

Voetnoten

1.Staatscourant 2018 39636.
2.Artikel 3:42, tweede lid, jo. 3:44, eerste lid, van de Awb jo. artikel 3.8, derde lid, van de Wro.
3.Artikel 3.3, eerste lid, onder e, van de Wabo.
4.Artikel 3.8, vijfde lid, van de Wro jo. artikel 6:8 vierde lid, jo. artikel 3:44, eerste lid, van de Awb.
5.Artikel 3.3, tweede lid, onder d, van de Wabo.
6.Artikel 2.10, eerste lid, onder d, van de Wabo.
7.ABRvS 18 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4299.
8.Artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2 van de Wabo jo. artikel 2.7 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) jo. artikel 4, onderdeel 3, bijlage II bij het Bor.
9.ABRvS 1 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:247, r.o. 7.
10.Omdat het bouwplan niet paste binnen het destijds geldende bestemmingsplan, geldt de zogenoemde Tegelen-jurisprudentie niet (ABRvS 1 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:247, r.o. 6).
11.Artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo.