ECLI:NL:RBZWB:2021:404

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 januari 2021
Publicatiedatum
29 januari 2021
Zaaknummer
AWB- 20_7432
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens niet tijdige betaling van griffierecht

Op 29 januari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, wonende te [plaatsnaam], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Eiser had op 1 juli 2020 digitaal bezwaar gemaakt tegen een besluit van 30 oktober 2019, dat betrekking had op de toewijzing van een aanvraag voor een omzettingsvergunning voor het omzetten van een pand aan de [adres] naar 5 onzelfstandige kamers voor maximaal 5 personen. Het college heeft het bezwaarschrift als beroepschrift aangemerkt en dit op 10 juli 2020 aan de rechtbank voorgelegd. Eiser heeft de heer [gemachtigde] als zijn gemachtigde aangewezen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde van eiser op 29 oktober 2020 schriftelijk is gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht. Ondanks herhaalde verzoeken is het griffierecht niet binnen de gestelde termijn ontvangen. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, en heeft de zaak zonder behandeling ter zitting afgedaan. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 8:41 en 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft in haar uitspraak verklaard dat het beroep niet-ontvankelijk is, en heeft partijen geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet te doen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7432 VEROR

uitspraak van 29 januari 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], te [plaatsnaam], eiser,

gemachtigde: [gemachtigde],
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 1 juli 2020 digitaal bezwaar gemaakt tegen het besluit van 30 oktober 2019 inzake de toewijzing van een aanvraag, na herroepping van het besluit van 9 september 2019, voor een omzettingsvergunning voor het omzetten van het pand aan de [adres] te [plaatsnaam] naar 5 onzelfstandige kamers voor maximaal 5 personen.
Het college heeft het bezwaarschrift aangemerkt als beroepschrift en bij brief van 9 juli 2020 doorgezonden aan de rechtbank. De rechtbank heeft het beroepschrift op 10 juli 2020 ontvangen.
De rechtbank heeft van eiser een op 24 juli 2020 gedateerde machtiging ontvangen waarbij hij de heer [gemachtigde] aanwijst als zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de verplichting opgenomen tot betaling van griffierecht. De gemachtigde van eiser is schriftelijk gewezen op deze verplichting. Bij aangetekende brief van 29 oktober 2020 is de gemachtigde van eiser medegedeeld dat op het eerdere verzoek om betaling van het griffierecht geen betaling is ontvangen. De gemachtigde van eiser is voorts medegedeeld dat het griffierecht binnen vier weken na dagtekening van deze brief dient te zijn overgemaakt op de in de brief vermelde bankrekening. De gemachtigde van eiser is er in deze brief op gewezen dat hij bij niet tijdige betaling het risico loopt dat het beroepschrift niet-ontvankelijk wordt verklaard.
2. De rechtbank constateert dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is ontvangen. Het beroep is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk. Derhalve zal de rechtbank de zaak zonder behandeling ter zitting afdoen als hierna vermeld.
3. Bij deze beslissing is in aanmerking genomen het gestelde in de artikelen 8:41, eerste, vierde, vijfde en zesde lid, en 8:54, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van J.J.P.M. van Gestel, griffier op 29 januari 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.
Artikel 8:41, eerste lid, van de Awb luidt als volgt:
Van de indiener van het beroepschrift wordt door de griffier een griffierecht geheven.
Artikel 8:41, vierde lid, van de Awb luidt als volgt:
De griffier deelt de indiener van het beroepschrift mede welk griffierecht is verschuldigd en wijst hem daarbij op het bepaalde in het vijfde en zesde lid.
Artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb luidt als volgt:
Het griffierecht dient binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier te zijn bijgeschreven op de rekening van het gerecht dan wel ter griffie te zijn gestort.
Artikel 8:41, zesde lid, van de Awb luidt als volgt:
Indien het bedrag niet tijdig is bijgeschreven of gestort, is het beroep niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb luidt als volgt:
Totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, kan de bestuursrechter het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.