In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen een besluit van het UWV. Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd, welke door het UWV was toegekend met ingang van 30 oktober 2019, maar met een mate van arbeidsongeschiktheid van 61,30%. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, wat door het UWV ongegrond werd verklaard. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 19 juli 2021 waren zowel eiseres als haar gemachtigde aanwezig, evenals een vertegenwoordiger van het UWV.
De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV onder de loep genomen, waarbij de verzekeringsartsen de beperkingen van eiseres hebben vastgesteld. Eiseres had psychische problemen en was sinds 1 november 2017 uitgevallen als senior analist. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen adequaat hebben geoordeeld over de belastbaarheid van eiseres. De rechtbank oordeelt dat de FML (Functionele Mogelijkheden Lijst) van 6 december 2019, die de beperkingen van eiseres vastlegde, voldoende rekening hield met haar klachten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de door eiseres ingebrachte medische gegevens geen aanleiding geven om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. De rechtbank oordeelt dat de mate van arbeidsongeschiktheid van 61,30% correct is vastgesteld en dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft toegekend. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of schadevergoeding. Eiseres kan, indien haar situatie is verslechterd, zich tot het UWV wenden met een melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid.