ECLI:NL:RBZWB:2021:3936

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
AWB- 20_8708
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing UWV over WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen een besluit van het UWV. Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd, welke door het UWV was toegekend met ingang van 30 oktober 2019, maar met een mate van arbeidsongeschiktheid van 61,30%. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, wat door het UWV ongegrond werd verklaard. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 19 juli 2021 waren zowel eiseres als haar gemachtigde aanwezig, evenals een vertegenwoordiger van het UWV.

De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV onder de loep genomen, waarbij de verzekeringsartsen de beperkingen van eiseres hebben vastgesteld. Eiseres had psychische problemen en was sinds 1 november 2017 uitgevallen als senior analist. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen adequaat hebben geoordeeld over de belastbaarheid van eiseres. De rechtbank oordeelt dat de FML (Functionele Mogelijkheden Lijst) van 6 december 2019, die de beperkingen van eiseres vastlegde, voldoende rekening hield met haar klachten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de door eiseres ingebrachte medische gegevens geen aanleiding geven om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. De rechtbank oordeelt dat de mate van arbeidsongeschiktheid van 61,30% correct is vastgesteld en dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft toegekend. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of schadevergoeding. Eiseres kan, indien haar situatie is verslechterd, zich tot het UWV wenden met een melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8708 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juli 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: mr. I. Winia,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(kantoor Heerlen), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 20 december 2019 (primaire besluit) heeft het UWV eiseres een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toegekend met ingang van 30 oktober 2019.
In het besluit van 17 augustus 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.

Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 19 juli 2021.
Hierbij waren aanwezig eiseres, haar gemachtigde, gemachtigde van eiseres en mr. M.B.A. van Grinsven namens het UWV.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres is werkzaam geweest als senior analist bij [naam bedrijf] . Voor dat werk is zij op 1 november 2017 uitgevallen vanwege psychische problemen.
Bij besluit van 20 december 2019 (primair besluit) heeft het UWV eiseres een WIA-uitkering toegekend met ingang van 30 oktober 2019 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 61,30%. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 30 oktober 2019 heeft vastgesteld op 61,30%.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] heeft het dossier van eiseres bestudeerd en eiseres op het spreekuur van 14 oktober 2019 onderzocht. [naam verzekeringsarts 1] heeft in de rapportage van 6 december 2019 geconcludeerd dat uit het dagverhaal blijkt dat eiseres huishoudelijke taken verricht en sociale contacten heeft. Tevens rijdt zij auto. Tijdens het onderzoek van de psyche vertoont de mimiek een gespannen expressie. De verzekeringsarts ziet een vlakke mimiek. Eiseres vertelt coherent haar verhaal en geeft adequaat antwoord op de vragen. Het oogcontact oogt voldoende. De stemming oogt bedrukt tot somber. Het affect moduleert niet adequaat.
Eiseres acht zich volgens [naam verzekeringsarts 1] volledig arbeidsongeschikt. Zij voldoet echter niet aan de criteria van geen benutbare mogelijkheden volgens het Schattingsbesluit. Volgens de verzekeringsarts zijn er medisch objectiveerbare stoornissen. De klachten en ervaren belemmeringen passen grotendeels bij de reeds bekende gegevens en bevindingen. Dit geeft aanleiding tot het vaststellen van beperkingen ten aanzien van arbeid.
Gelet op het onderzoek, telefonisch contact met de bedrijfsarts op 16 oktober 2019 en informatie uit onderzoek van PsyQ acht de verzekeringsarts beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren ten aanzien van stressbelasting aannemelijk.
De verzekeringsarts acht de beperkingen die op 6 februari 2019 zijn gesteld voor concentreren en verdelen van de aandacht op de datum in geding niet aangewezen. Wel acht zij eiseres aangewezen op een vaste bekende werkwijze, een voorspelbare werksituatie, werk zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen, deadlines of productiepieken, geen hoog handelingstempo en zonder verhoogd persoonlijk risico. Verder moet het gaan om werk met weinig of geen conflicten, zonder emotionele problemen van anderen, samenwerking en met weinig of geen direct contact met patiënten op of hulpbehoevenden. Eiseres dient zo nodig te kunnen terugvallen op directe collega’s of leidinggevenden en kan geen leidinggevende aspecten aan. Een adequate dagstructuur acht de verzekeringsarts van belang en zij acht eiseres beperkt op avond en nachtwerk zowel als voor onregelmatige diensten.
Uit het dagverhaal blijkt verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] van een verhoogde recuperatiebehoefte, mede om overbelasting te voorkomen. [naam verzekeringsarts 1] acht eiseres voor 4 uur per dag en 20 uur per week belastbaar, rekening houdend met de overige gestelde beperkingen.
In een duurbeperking tot maximaal twee keer tweeënhalf uur per week werken kan [naam verzekeringsarts 1] zich niet vinden omdat er geen ernstig disfunctioneren in het persoonlijk en sociaal functioneren is gebleken. Eiseres verricht dagelijks ADL, huishoudelijke taken en heeft sociale contacten.
De verzekeringsarts verwacht dat de belastbaarheid zal toenemen afhankelijk van de onderzoeksresultaten en de vervolgbehandeling bij PsyQ.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres heeft de verzekeringsarts neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 6 december 2019, geldig vanaf 30 oktober 2019.
4.2
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] heeft het dossier van eiseres bestudeerd, de hoorzitting van 21 juli 2020 bijgewoond en de informatie van de behandelend artsen en andere behandelaars, zowel van Indigo als van PsyQ en van de huisarts van eiseres van 25 juli 2019 in zijn beoordeling betrokken.
Hij heeft in de rapportage van 22 juli 2020 gesteld dat de beperkingen van eiseres correct zijn weergegeven in de FML van 6 december 2019 met beperkingen in de rubrieken: persoonlijk en sociaal functioneren. Met de zeer forse urenbeperking van gemiddeld 4 uur per dag, 20 uur per week zonder onregelmatige diensten en zonder nachtwerk kan in zijn optiek niet gesteld worden dat de klachten zijn onderschat.
Uit de primaire rapportage blijkt dat voldoende gegevens voorhanden waren om de belastbaarheid te kunnen vaststellen. Eiseres is door de primaire verzekeringsarts gezien op het spreekuur, de ervaren klachten en belemmeringen zijn aan de orde gekomen en betrokkene is medisch onderzocht. Er was voldoende informatie voorhanden om tot een beslissing te kunnen komen en er is zijn inziens adequaat geoordeeld. Dat de belastbaarheid onvoldoende is gemotiveerd en de beperkingen zijn onderschat kan [naam verzekeringsarts 2] dan ook niet volgen. Uit het bezwaarschrift en de gegevens verkregen bij de hoorzitting zijn volgens hem geen evident nieuwe medische feiten naar voren gekomen die aanleiding kunnen geven tot wijziging van het verzekeringsgeneeskundig oordeel per datum in geding.
Hij acht eiseres behoorlijk actief op micro, meso en macroniveau. Zij rijdt auto, doet boodschappen, helpt in de huishouding en heeft betekenisvolle contacten.
De primaire verzekeringsarts heeft volgens [naam verzekeringsarts 2] haar conclusie gebaseerd op zorgvuldige anamnese en eigen onderzoek. Ook de observaties bij de hoorzitting sluiten aan bij de onderzoeksbevindingen van de primaire verzekeringsarts. Daarom neemt hij haar visie over. Dat nadien de diagnose autismespectrumstoornis is gesteld doet daar niet aan af. Een nieuwe diagnose geeft niet meteen aanleiding voor verandering van het vaststellen van de belastbaarheid. Een diagnose geeft richting aan wat betreft aard en ernst van de beperkingen en (arbeids-)handicaps.
Conform de richtlijn medische arbeidsongeschiktheidscriteria (MAOC) bepaalt evenwel het consistent samenhangen van stoornissen, beperkingen en handicaps, de belastbaarheid. Een later gestelde diagnose of aanvulling daarop leidt niet automatisch tot een wijziging van de vastgestelde belastbaarheid. Uit de door eiseres overgelegde nadere medische gegevens en de gegevens die via de trajectbegeleidster van GGZ werden verzameld op de hoorzitting blijkt volgens [naam verzekeringsarts 2] niet dat er sprake is van ernstigere beperkingen dan waarvan bij de totstandkoming van de beslissing is uitgegaan.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres als neergelegd in de FML van 6 december 2019 laat hij in stand.
4.3
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd geen duurzaam benutbare mogelijkheden te hebben, dat daarnaast de FML een onvoldoende urenbeperking kent en dat de verzekeringsarts b&b ten onrechte bezwaargronden zonder motivering onbesproken laat. Naast de urenbeperking acht eiseres ook beperkingen nodig voor in ieder geval de sociale component en daartoe verwijst zij naar twee brieven van de GZ-psychologe [naam gz-psychologe] van 11 februari 2021 en 2 juni 2021. Daaruit blijkt volgens eiseres dat de autisme spectrum stoornis niet meer als ASS-niveau I, maar als ASS-niveau II moet worden aangemerkt. Daaruit volgt voor eiseres veel energieverlies en dat negeert de verzekeringsarts b&b. Ook negeren de verzekeringsartsen dat eiseres geen prikkels kan hebben en thuis al oordoppen moet dragen vanwege te veel prikkels.
4.4
Oordeel rechtbank over beroepsgronden
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder de problemen met haar autismespectrumstoornis inclusief het gestelde energieverlies en de prikkelgevoeligheid van eiseres. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten op de datum in geding (30 oktober 2019) rekening gehouden.
De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat de enkele diagnose van autismespectrumstoornis op zich niet maakt dat onvoldoende beperkingen in de FML voor eiseres zijn opgenomen.
Niet is de rechtbank uit medische gedingstukken gebleken dat eiseres geen benutbare mogelijkheden heeft en de forse urenbeperking laat zien dat de verzekeringsartsen met de medische problemen van eiseres serieus rekening hebben gehouden.
De verklaringen van GZ-psychologe [naam gz-psychologe] van 11 februari 2021 en 2 juni 2021 maken dit niet anders. Daaruit blijkt dat eiseres in mei 2020 voor intake kwam. Vervolgens wordt aangegeven dat eiseres forse beperkingen kent, zoals ook door de verzekeringsartsen is geconstateerd en verder staat in de verklaring van 11 februari 2021 dat eiseres op dat moment, en daarmee dus ruim na de datum in geding, niet in staat is zich lang te concentreren.
Dat in de verklaring van 2 juni 2021 van de GZ-psychologe wordt gesteld dat het proces van overvraging al vele jaren aan de gang is en de bevindingen in de brief van 11 februari 2021 ook al van toepassing zijn op de periode vóór 2019, maakt dit niet anders. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 3] heeft in de rapportage van 8 juli 2021 gereageerd op de ingebrachte medische informatie. Deze overweegt terecht dat de intensieve behandeling die de psycholoog beschrijft per datum in geding nog niet aan de orde was en daarmee per deze datum ook niet maatgevend kan zijn voor de beperkingen. Verder merkt de verzekeringsarts b&b op dat de problemen met concentreren en aandacht (vasthouden en verdelen) niet terug zijn te zien in het onderzoek van de primaire verzekeringsarts. Bij het verricht psychisch/cognitief onderzoek werden nadrukkelijk geen concentratiezwakte of problemen bij het vasthouden en verdelen van de aandacht beschreven, wel vermoeidheid aan het einde van het spreekuurcontact. De normaalwaarde op het aspect vasthouden van de aandacht is volgens het CBBS een half uur. Hieraan kan eiseres voldoen. Ook het verdelen van de aandacht is niet wezenlijk beperkt, gezien het beschreven dagverhaal van eiseres dat zij tot 30 minuten kan autorijden (niet op de snelweg).
Eiseres is volgens de FML aangewezen op werk niet ’s avonds en niet in de nacht en op regelmatige tijden, verder is een urenbeperking gehanteerd van 4 uur per dag en 20 uur per week waarmee voldoende wordt tegemoet gekomen aan de beperkingen van eiseres.
Voor een verdergaande urenbeperking op energetische of preventieve grond bestaat geen reden, mede gezien de reeds gestelde beperkingen in de rubrieken 1 en 2 (persoonlijk en sociaal functioneren). De door eiseres geclaimde aanvullende urenbeperking voldoet niet aan de criteria van de Standaard Duurbelastbaarheid in arbeid. In de noodzaak storende prikkels te voorkomen, is in de FML reeds voorzien met de door de verzekeringsarts b&b in de rapportage van 8 juli 2021 genoemde beperkingen.
De rechtbank onderschrijft de bevindingen in de rapportages van de verzekeringsartsen, waaronder die van 8 juli 2021.
Ook overigens is de rechtbank niet gebleken is dat in de FML van 6 december 2019 de beperkingen van eiseres, geldend vanaf 30 oktober 2019, zijn onderschat.
Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180), papierwarenmaker, dozenmaker, kartonnagewerker (Sbc-code 268040) en medewerker kleding en textielreiniging (Sbc-code 111161).
5.2
De rechtbank ziet geen reden te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 19 december 2019 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 12 augustus 2020
.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies.
Het standpunt van eiseres dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.4 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 61,30%. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 30 oktober 2019 heeft vastgesteld op 61,30%.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat eiseres, indien haar situatie is verslechterd sinds 30 oktober 2019, zij zich tot het UWV kan wenden met een melding toegenomen arbeidsongeschiktheid (Amber).
7.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of een veroordeling tot schadevergoeding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst af het verzoek tot schadevergoeding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 29 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.