In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 29 juli 2021, wordt de zaak behandeld van eiseres die in beroep is gegaan tegen een besluit van het UWV. Het UWV had in een eerder besluit van 31 oktober 2019 de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres vastgesteld op 44,34% per die datum. Eiseres, die sinds 2008 als pedagogisch medewerker werkzaam was, was uitgevallen door gewrichtsklachten en psychische problemen. Na een herbeoordeling in 2018 had het UWV haar een WIA-uitkering toegekend, maar na een melding van een veranderde gezondheidssituatie werd de mate van arbeidsongeschiktheid opnieuw vastgesteld.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV, dat haar bezwaar ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting op 2 juni 2021 zijn de argumenten van eiseres en het UWV besproken. De rechtbank heeft de mogelijkheid van een 'bestuurlijke lus' overwogen, waarbij het UWV de kans krijgt om het besluit te herstellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er twijfels zijn over de juistheid van de FML (Functionele Mogelijkheden Lijst) die door het UWV is opgesteld, met name met betrekking tot de beperkingen in hand- en vingergebruik. De rechtbank heeft het UWV de gelegenheid gegeven om binnen acht weken het gebrek in het besluit te herstellen.
De rechtbank heeft de verdere beslissing aangehouden tot de einduitspraak, waarbij ook de vergoeding van griffierecht en proceskosten nog niet aan de orde zijn. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat nog geen hoger beroep open tegen deze tussenuitspraak.