Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
2.De feiten
- Op 2 september 2019 is [verweerster/ verzoekster] bij [directeur/ eigenaar] in dienst getreden als juridisch medewerker.
- Vanaf 14 februari 2020 is [verweerster/ verzoekster] bij [directeur/ eigenaar] werkzaam als advocaat-stagiaire op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, zijnde maximaal drie jaar en zes maanden, tegen een loon van laatstelijk € 2.775,00 bruto per maand te vermeerderen met vakantiegeld.
- In artikel 1 lid 5 van de arbeidsovereenkomst is opgenomen:
“Werkgever zal de bijzondere kosten die Stagiaire in redelijkheid in verband met de uitoefening van haar beroep heeft gemaakt volledig vergoeden. De cursuskosten verbonden aan de Beroepsopleiding Advocaten (“BA”), zijnde € 14.780,- excl. BTW behoudens wijzigingen (2020) komen voor rekening van de Werkgever, tenzij zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 1.6 van de onderhavige overeenkomst. (…)- In artikel 1 lid 6 van de arbeidsovereenkomst is opgenomen:
“Stagiaire is gehouden de in artikel 1.5 genoemde kosten voor de Beroepsopleiding Advocaten aan Werkgever terug te betalen indien Stagiaire:
- In de periode van april 2020 tot en met oktober 2020 heeft [verweerster/ verzoekster] op verzoek van de heer [directeur/ eigenaar] een taalcursus gevolgd om bijgestuurd te worden op taalvaardigheid.
- Eind maart 2021 heeft de heer [directeur/ eigenaar] aan [verweerster/ verzoekster] medegedeeld dat het kantoor niet verder met haar wil om reden dat zij niet secuur werkt.
- Vanaf april 2021 is [verweerster/ verzoekster] gaan solliciteren naar een andere baan.
- Op 3 mei 2021 heeft [verweerster/ verzoekster] in een gesprek met de heer [directeur/ eigenaar] medegedeeld dat zij wil blijven werken bij [directeur/ eigenaar] . Als reactie hierop heeft de heer [directeur/ eigenaar] medegedeeld niet verder te willen met [verweerster/ verzoekster] , dat haar loon zal worden opgeschort en de nota van de beroepsopleiding niet wordt betaald.
- [verweerster/ verzoekster] is na afloop van voornoemd gesprek naar het Bureau van de Orde van Advocaten in Oost-Brabant (hierna: de orde) gereden en heeft daar een bespreking gehad met de deken, mr. [naam 1] , waar de heer [directeur/ eigenaar] zich later ook bij heeft gevoegd. Tijdens de bespreking is gesproken over de taalvaardigheid en het niet secuur werken van [verweerster/ verzoekster] alsmede het sluiten van een vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
- Over het sluiten van een vaststellingsovereenkomst is geen overeenstemming bereikt.
- Van de bespreking van 3 mei 2021 met de deken is een concept gespreksverslag (hierna: het verslag) gemaakt door de adjunct-secretaris van de orde (gedateerd op 7 mei 2021), waarop partijen hebben kunnen reageren.
- Partijen hebben ook gereageerd op het verslag. [verweerster/ verzoekster] heeft onder meer opgemerkt:
“(…)87Belangrijk om op te merken - wat ik tijdens de bespreking niet heb kunnen opmerken door de mentale en fysieke pijn die ik ervaar als mr. [directeur/ eigenaar] over mij spreekt -: uiteraard zijn dit fouten die ik kan verbeteren, maar momenteel gaat mij dit niet meer lukken. Iedere fout wordt door mr. [directeur/ eigenaar] onder een vergrootglas gelegd. Er is 0 vertrouwen in mij. Er is voor mij geen spreekwoordelijke stip aan de horizon meer, waardoor ik ook niet meer echt gemotiveerd ben om hieraan te werken. Althans, niet zolang ik voor mr. [directeur/ eigenaar] werk. Dit is een wisselwerking.
-Bij e-mail van 17 mei 2021 heeft [verweerster/ verzoekster] aan [directeur/ eigenaar] medegedeeld dat zij zich beschikbaar stelt voor het uitvoeren van de werkzaamheden zoals is overeengekomen.
- Bij brief van 18 mei 2021 heeft [directeur/ eigenaar] aan [verweerster/ verzoekster] medegedeeld dat haar reactie aan de deken op het verslag, die in strijd met de waarheid is, een dringende reden geeft om de arbeidsovereenkomst per direct op te zeggen en het loon per 3 mei 2021 wordt opgeschort.
- Bij brief van 23 mei 2021 heeft [directeur/ eigenaar] aan [verweerster/ verzoekster] medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst buitengerechtelijk is vernietigd/ontbonden omdat zij haar gemakzucht en gebrek aan taalvaardigheid niet bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst heeft medegedeeld.
- Op 28 juni 2021 heeft [verweerster/ verzoekster] een verzoek tot schrapping van het tableau van de Nederlandse Orde van Advocaten (hierna ook: de orde) gedaan per 1 juli 2021 in verband met een andere baan, welke de orde geeffectueerd heeft per 2 juli 2021.
- Bij e-mail van 14 juli 2021 heeft de deken aan [verweerster/ verzoekster] medegedeeld:
“(…)In verband met uw vraag omtrent de uitschrijving: u bent in dienst getreden als jurist bij [naam 2] en kunt daardoor ook niet meer als advocaat ingeschreven blijven staan.
3.Het verzoek
4.Het verweer en het tegenverzoek
5.De beoordeling van het verzoek en het tegenverzoek
6.De beslissing
tot en met 13 augustus 2021;