ECLI:NL:RBZWB:2021:3900

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
AWB- 20_8122
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • K. Verschueren MSc.
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor het kappen van een beschermde boom in Goirle

In deze zaak heeft eiser, wonende in Goirle, een omgevingsvergunning aangevraagd voor het kappen van een zomereik met een stamomtrek van meer dan 100 cm, gelegen in zijn voortuin. Het college van burgemeester en wethouders van Goirle heeft deze aanvraag geweigerd, omdat de boom volgens hen waarde heeft voor natuur, landschap en stads- en dorpsschoon. Eiser heeft tegen deze weigering beroep ingesteld, waarbij hij stelt dat de boom overlast veroorzaakt door schaduwwerking en vocht in zijn woning. De rechtbank heeft op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in deze zaak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de boom deel uitmaakt van een groep van vier bomen en dat het college de aanvraag op basis van de geldende Algemene Plaatselijke Verordening (APV) heeft beoordeeld. Eiser betoogde dat de Groene kaart, die de beschermde bomen aangeeft, niet correct was en dat hij in redelijkheid had kunnen vertrouwen op de informatie die op de gemeentelijke website stond. Het college erkende dat er een fout was gemaakt, maar stelde dat eiser tijdig op de juiste informatie was gewezen.

De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid de belangen van de boom zwaarder kon laten wegen dan die van eiser. De rechtbank verwierp de beroepsgronden van eiser en verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank concludeerde dat de boom waarde heeft voor de omgeving en dat de overlast die eiser ervaart niet voldoende is om de omgevingsvergunning te verlenen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8122 WABO

uitspraak van 29 juli 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [naam woonplaats] , eiser,

gemachtigde: mr. S. Oord
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 24 januari 2020 (primair besluit) heeft het college de door eiser aangevraagde omgevingsvergunning voor het kappen van een boom aan het [adres 1] geweigerd.
Bij besluit van 15 juli 2020 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 15 juli 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.W. Brands en [naam vertegenwoordiger] .

Overwegingen

1. Eiser heeft op 27 oktober 2019 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het kappen van een boom aan het [adres 1] . Het betreft een zomereik met een stamomtrek van meer dan 100 cm. De eik staat in de voortuin van eiser (links naast het pad naar de voordeur) en maakt onderdeel uit van een groep van vier bomen. De zomereik staat het dichtst bij de woning. Eiser stelt overlast te ervaren van de boom door schaduwwerking en vocht in de woning.
2. De boom heeft volgens het college waarde voor natuur, landschap en stads- en dorpsschoon en heeft voorts beeldbepalende waarde. Bovendien is de boom volgens het college gezond. Besloten is de omgevingsvergunning te weigeren omdat het (algemene) belang om de boom in stand te houden zwaarder weegt dan de belangen van eiser.
3. Het toepasselijke wettelijke kader is hieronder opgenomen.
Ingevolge artikel 4.10, eerste lid, aanhef en onder e, van de Algemene Plaatselijke Verordening Goirle 2016 (hierna: de APV) wordt onder Groene kaart verstaan
: topografische kaart met bijhorend register, met daarop beschermde waardevolle houtopstanden in de vorm van lijnvormige beplanting (boomstructuren), vlakvormige gebieden met houtopstanden die een functionele eenheid vormen (boomzones) en solitaire bomen of boomgroepen.
Ingevolge artikel 4.10, eerste lid, aanhef en onder h, van de APV wordt onder houtopstand verstaan:
één of meerdere bomen die een zelfstandig geheel vormen doordat de kronen een sluitend geheel vormen.
Ingevolge artikel 4.11, eerste lid, van de APV is het verboden zonder vergunning van het bevoegde gezag een beschermde houtopstand te vellen of te doen vellen.
Krachtens artikel 4:11, tweede lid, van de APV is een houtopstand beschermd wanneer:
a. deze staat vermeld op de dan geldende Groene kaart die is vastgesteld door het college;
b. deze een stamomtrek heeft van ≥100 centimeter, gemeten op 130 centimeter vanaf maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dikste stam; of
c. deze bestaat uit meerdere bomen, die tezamen een grondoppervlak hebben van ≥ 100m².
Krachtens artikel 4:11, derde lid, onder e van de APV geldt een vergunningsplicht zoals genoemd in lid 1 en 2 niet voor het dunnen van een houtopstand, waarbij 40% van de kroonprojectie door middel van kap wordt verwijderd als voorzorgsmaatregel om de groei van de overblijvende houtopstand te bevorderen.
Ingevolge het vierde lid kan de vergunning worden geweigerd op grond van onder andere:
a. alternatieven waarbij de houtopstand, vermeld op de Groene kaart, kan worden gespaard;
b. natuurwaarde van de houtopstand;
c. landschappelijke waarde van de houtopstand;
d. waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
e. beeldbepalende waarde van de houtopstand;
f. cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
g. waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand;
h. concreetheid en haalbaarheid project.
De “Nota kapbeleid gemeente Goirle” van februari 2014 is een uitwerking van de regels voor het beschermen en kappen van houtopstanden uit de APV. In hoofdstuk 3 en 4 van deze nota is bepaald dat voor de waardevolle houtopstanden die zijn benoemd op de Groene kaart een zware bescherming geldt. Uitgangspunt is om deze houtopstanden te behouden. Een vergunning voor het vellen van een houtopstand kan voor deze bomen worden geweigerd als de reden van de kap niet opweegt tegen het belang om de houtopstand te behouden (het nee, tenzij principe). Voor bomen die niet op de Groene kaart staan geldt een minder streng kapregime (ja, mits).
Op 11 maart 2014 is het “Groenstructuurplan” vastgesteld. Dit plan geeft richting aan de gewenste groenstructuur. Hierin is het perceel van eiser aangeduid als particulier groen. Dit betekent dat het waardevolle houtopstanden in de directe woonomgeving en bij bedrijven betreft. Hieronder vallen bijvoorbeeld bosrijke wijken, waarbinnen voormalig bos in tuinen en openbaar groen nog steeds duidelijk zichtbaar is en wijken waar weinig openbaar groen aanwezig is waardoor het particulier groen het beeld bepaald
.
4.1
Eiser stelt dat de Groene kaart niet voldoet aan de definitie van de Groene kaart uit de APV. Volgens deze definitie wordt onder een Groene kaart verstaan een kaart met een register waar waardevolle houtopstanden zijn ingetekend in de vorm van lijnvormige beplanting (boomstructuren), vlakvormige gebieden met houtopstanden die een functionele eenheid vormen (boomzones) en solitaire bomen of boomgroepen. Nu er geen sprake is van lijnvormige beplanting of een solitaire boom of groep, is hier sprake van een vlakvormig gebied met houtopstanden die een functionele eenheid vormen. Hierbij moeten volgens eiser de houtopstanden afzonderlijk op de kaart worden aangegeven. Het college heeft ervoor gekozen om er één groen gebied van te maken. Het kan volgens eiser niet zo zijn dat een hele wijk als groen gebied wordt aangewezen. Het hadden afzonderlijke aangewezen bomen/houtopstanden moeten zijn.
4.2
Het college stelt dat bij het vaststellen van de Groene kaart is gewerkt met vlakken en de hele wijk inderdaad is aangemerkt als boomzone. Het college wil hiermee aangeven dat alle houtopstanden, zowel openbaar als particulier, in de betreffende wijk bescherming genieten. Deze praktische invulling is ingegeven door het bestaan van een grote hoeveelheid beschermde bomen in deze gebieden.
4.3
De rechtbank stelt vast dat het doel van het vaststellen van een Groene kaart is aan te geven welke bomen bescherming genieten. De kaart geeft duidelijk aan in welke gebieden deze beschermde bomen staan. Daarmee had voor eiser duidelijk kunnen zijn dat voor zijn hele wijk het strengere regime geldt. De rechtbank zal het beroep op onverbindendheid van dit deel van het beleid dan ook verwerpen.
5.1
Eiser stelt dat het college de aanvraag heeft beoordeeld op basis van een verkeerd toetsingsregime. Het college had het lichte toetsingsregime moeten toepassen. Zoals hierboven beschreven geldt het zwaardere regime (nee, tenzij) voor bomen ingetekend in het groene gebied op de Groene kaart, voor bomen die niet staan ingetekend op de kaart geldt het lichtere toetsingsregime (ja, mits). De gemeentelijke website verwees ten tijde van eisers aanvraag naar een kaart waarop de betreffende boom niet in het groene gebied stond. Derhalve was volgens eiser deze kaart leidend en had het lichtere toetsingsregime (ja, mits) moeten worden toegepast.
Gelet op het vertrouwensbeginsel is volgens eiser bij hem de gerechtvaardigde verwachting gewekt dat het afwegingskader het lichte regime zou betreffen. Eiser stelt verder dat volgens het rechtszekerheidsbeginsel de aanvraag moet worden beoordeeld op basis van de op het moment van aanvraag gepubliceerde regelgeving.
5.2
Het college erkent dat ten tijde van de aanvraag de verkeerde Groene kaart op haar website stond, maar dat eiser redelijkerwijs had kunnen weten dat het niet de correcte kaart betrof.
Het college stelt voorts dat van een gerechtvaardigd gewekt vertrouwen geen sprake is. Daarbij acht hij het van doorslaggevend belang dat eiser nog voor het nemen van een beslissing op zijn aanvraag is gewezen op de juiste Groene kaart en dat zowel bij het primaire besluit als bij het bestreden besluit eiser bekend was met het feit dat zijn aanvraag zou worden beoordeeld aan de hand van het zware regime.
5.3
De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat tussen partijen vaststaat dat het strenge regime op eisers aanvraag van toepassing was, maar dat het college hierover ten tijde van de aanvraag onjuiste informatie heeft verstrekt. Dat neemt echter niet weg dat eiser nog voor het primaire besluit en zeker ten tijde van de beslissing op bezwaar bekend was met het juiste toetsingsregime. De beroepsgrond slaagt niet.
Het beroep van eiser op het vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel kan evenmin slagen. De bezwaarfase is onder meer bedoeld om eventuele fouten in de voorbereiding van een besluit te herstellen. Aan beleid dat ten tijde van het indienen van de aanvraag gold, kan eiser geen rechten ontlenen. Het college heeft het bestreden besluit genomen aan de hand van de gepubliceerde en ook voor eiser, kenbare regelgeving.
6.1
Ten tweede stelt eiser dat zijn belangen door het college onvoldoende zijn meegewogen. Ter zitting heeft eiser dit aangevuld door te stellen dat de belangenafweging diffuus is nu niet duidelijk is welke waarde er aan de verschillende criteria wordt gehecht.
Eiser betwist dat de boom beeldbepalende waarde heeft nu de boom niet zichtbaar is vanaf de straat. Bovendien maakt de eik deel uit van een groep van vier bomen waardoor het de groep is die bijdraagt aan de beeldbepalende waarde. Eiser betwist ook de landschappelijke en natuurwaarde van de boom, alsmede de waarde voor het dorps- en stadsschoon. Eiser beargumenteert dit met name door erop te wijzen dat de kap van één boom niet ten koste zal gaan van de door het college genoemde waarden.
Eiser stelt dat de boom last heeft van concurrentiegroei waardoor de waarde van de boom beperkt is. Eiser heeft een rapportage laten opstellen door een boomspecialist. De rechtbank merkt deze aan als een deskundige. De deskundige stelt dat de bomen weliswaar gezond zijn, maar dat de bomen te dicht op elkaar staan waardoor de te kappen boom scheef groeit richting het huis. Dit zal weer leiden tot eenzijdige kroonvorming wat op de langere termijn voor problemen kan zorgen.
6.2
Het college stelt dat het individuele belang van eiser om de boom te kappen niet zwaarder weegt dan het algemene belang om de beschermde boom in stand te houden. Het college ziet in de door eiser gestelde overlast (schaduwwerking en vocht in de woning) onvoldoende grond voor het toekennen van de omgevingsvergunning. Ten aanzien van de schaduwwerking merkt het college op dat in het algemeen mag worden verwacht dat omwonenden van bomen een bepaalde mate van overlast dulden van die bomen, ook als deze op eigen perceel staan. Daarbij is niet gebleken van een onaanvaardbare overlast, waarbij meeweegt dat eiser volgens het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat het vochtprobleem in de woning wordt veroorzaakt door de boom.
Het college is van oordeel dat de boom beeldbepalende waarde heeft nu deze onderdeel is van een groep bomen welke samen zorgen voor een bosrijke uitstraling in de wijk en dat de vier bomen tezamen zorgen voor beeldbepalende waarde. Bovendien is de boom wel zichtbaar vanaf de straat. Het college vindt voorts dat de boom natuurwaarde en landschappelijke waarde heeft en bijdraagt aan de groene tuinsfeer (stads- en dorpsschoon). Tot slot stelt het college dat de boom gezond is en wijst erop dat ook de boomdeskundige van eiser hiervan uitgaat. Als op de langere termijn sprake zou zijn van enige concurrentiegroei en eenzijdige kroonvorming dan kan eiser een nieuwe aanvraag doen.
6.3
De rechtbank stelt voorop dat uit de bewoordingen van artikel 4:11, vierde lid, van de APV volgt, dat het al dan niet verlenen van een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand een discretionaire bevoegdheid van het college is. Ter beoordeling staat of het college na afweging van de relevante belangen in redelijkheid het belang bij het behouden van de zomereik groter heeft kunnen achten dan het belang van eiser bij het vellen daarvan.
Het college heeft naar het oordeel van de rechtbank toereikend gemotiveerd dat de zomereik waarde heeft voor natuur, landschap, stads- en dorpsschoon en dat de boom beeldbepalende waarde heeft. Het oordeel van de boomdeskundige van eiser bevat geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het advies van de eigen deskundige van het college. De beroepsgrond slaagt niet.
De rechtbank volgt niet het standpunt van eiser ter zitting dat de vier bomen op het perceel van eiser tezamen als één houtopstand kunnen worden gezien en dat daarom één van de vier bomen vergunningvrij kan worden geveld. Daartoe is redengevend dat de APV het dunnen of vellen van houtopstanden als verschillende activiteiten ziet.
7.1
Eiser stelt dat er met meerdere maten wordt gemeten omdat aan de
[adres 2] vergelijkbare bomen wel zijn gekapt. Eiser stelt dat er op andere plaatsen ook vergelijkbare bomen zijn gekapt (tussen de [adres 3] en de [adres 4] , tussen de [adres 5] en de [adres 6] ).
7.2
Het college stelt dat dat het hier niet gaat om gelijke gevallen. Bij de
[adres 2] ging het om bomen in een laanstructuur langs een openbare weg.
Met betrekking tot de overige adressen geeft het college aan dat nog niet duidelijk is of hierbij steeds een vergunning nodig was voor het kappen van deze bomen.
7.3
De rechtbank acht hiermee toereikend gemotiveerd dat geen sprake is van vergelijkbare gevallen. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. K. Verschueren MSc., rechter, in aanwezigheid van J.J.P.M. van Gestel, griffier, op 29 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
J.J.P.M. van Gestel, griffier mr. drs. K. Verschueren MSc., rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.