ECLI:NL:RBZWB:2021:3886

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
AWB- 20_7370
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor arbeid na medische beoordeling

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV, dat zijn Ziektewet-uitkering per 21 januari 2020 heeft beëindigd. Eiser, die als kastenmaker/timmerman werkte, was sinds 20 juli 2018 arbeidsongeschikt door mentale klachten. Het UWV had hem een ZW-uitkering toegekend, maar na een eerstejaarsbeoordeling werd deze beëindigd. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar het UWV verklaarde dit ongegrond. De rechtbank heeft op 4 mei 2021 een zitting gehouden, waar eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. A.P.E. de Brouwer, en het UWV door mr. M. Reitsma.

De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV getoetst, waarbij werd gekeken naar de beperkingen van eiser als gevolg van zijn antisociale persoonlijkheidsstoornis en alcoholmisbruik. De rechtbank concludeert dat het UWV zorgvuldig heeft gehandeld en dat de medische rapportages voldoende onderbouwd zijn. Eiser heeft aangevoerd dat zijn diagnoses niet zijn meegenomen in de beoordeling, maar de rechtbank oordeelt dat de verzekeringsartsen op de hoogte waren van zijn klachten en dat de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) adequaat is opgesteld.

De rechtbank heeft ook de geschiktheid van de door het UWV geduide functies beoordeeld. Eiser stelde dat hij niet in staat was om te werken in de voorgestelde functies, maar de rechtbank oordeelt dat deze functies medisch gezien passend zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, wat betekent dat hij geen recht heeft op een ZW-uitkering. De uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé op 27 juli 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7370 ZW

uitspraak van 27 juli 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] (adres onbekend), eiser,

gemachtigde: mr. A.P.E. de Brouwer,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 29 mei 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake de beëindiging van zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 4 mei 2021.
Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Reitsma.
De uitspraaktermijn is met zes weken verlengd.

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser is werkzaam geweest als kastenmaker/timmerman bij [naam bedrijf] voor 40 uur per week. Voor dat werk is hij op 20 juli 2018 uitgevallen vanwege mentale klachten.
Het UWV heeft met ingang van 24 december 2018 aan eiser een ZW-uitkering toegekend. Bij besluit van 20 december 2019 (primair besluit) heeft het UWV na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 21 januari 2020. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Op 6 mei 2020 heeft een telefonische hoorzitting plaatsgevonden.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de ZW-uitkering van eiser heeft beëindigd
per 21 januari 2020.
3.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).
4.
Toetsingskader
Niet in geschil is dat eiser 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiser in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
5.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een arts (getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts) en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
De arts heeft eiser gezien op het spreekuur. Uit zijn rapport van 7 november 2019 blijkt dat eiser bekend is met een antisociale persoonlijkheidsstoornis en alcoholmisbruik. Aanleiding van de psychische klachten zijn jeugdtrauma’s. Vanaf zijn 11e jaar werd hij in een internaat geplaatst en vanaf zijn 16e jaar startte hij met zwerven. Hij zwierf door verschillende landen, had verkeerde vrienden en gebruikte drugs. Eiser was ten tijde van de rapportage onder behandeling bij Kentron en hij stond op de wachtlijst bij de GGZ. Eiser heeft eigenlijk nooit gewerkt. Als iets te moeilijk of ingewikkeld wordt, loopt hij weg. Hij is altijd gevlucht voor zijn problemen. Nadat eiser is uitgevallen voor werk is hij naar een psychiater gegaan. Uit testen kwam naar voren dat er sprake was van een concentratiestoornis en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Eiser drinkt alcohol zodra hij druk of spanningen voelt. Eiser is dakloos geweest, maar woont op het moment van rapporteren in een chalet op de camping. Hij heeft weinig sociale contacten en is wantrouwend. Door zijn belaste jeugd lijkt hij geen adequate coping te hebben ontwikkeld. Eiser is aangewezen op solitaire werkzaamheden zonder al te veel stress, zonder conflicten en zonder patiënt/klantcontact. Hij is beperkt in de emoties van anderen hanteren. Vanwege het veelvuldige alcoholgebruik is eiser aangewezen op werkzaamheden zonder verhoogd persoonlijk risico en kan hij niet beroepsmatig chauffeuren. De arts acht eiser arbeidsongeschikt voor het eigen werk, omdat daarmee zijn belastbaarheid wordt overschreden. Wel is hij belastbaar voor passende werkzaamheden. Er is geen sprake van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden. Om structuur te waarborgen is eiser gebaat bij regelmatige werktijden zonder nachtdiensten.
Na overleg met de arbeidsdeskundige heeft de arts beperkingen toegevoegd. Eiser is namelijk als gevolg van zijn problematiek beperkt in werkzaamheden waarbij hij moet samenwerken met anderen. De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 5 december 2019.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier bestudeerd en eiser gesproken op de telefonische hoorzitting. Zij wijkt niet af van het standpunt van de primaire arts, omdat uit de rapportage van de primaire arts blijkt van een zorgvuldig uitgevoerd en voldoende uitgebreid onderzoek. Er was voldoende informatie om tot een weloverwogen beslissing te kunnen komen. Er is geen aanleiding om op basis van het bezwaar anders te oordelen en eiser heeft geen nadere, door medische stukken onderbouwde feiten naar voren gebracht.
5.2
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat de gestelde diagnoses niet zijn meegenomen bij de beoordeling. De hoofddiagnose betreft een antisociale persoonlijkheidsstoornis en de overige diagnoses betreffen een ernstige stoornis in alcoholgebruik, een depressieve stemmingsstoornis door alcohol en een slaapstoornis door alcohol. Deze diagnoses worden bevestigd door Novadic-Kentron. Het UWV heeft ten onrechte nagelaten deze informatie op te vragen en te betrekken bij de beoordeling. Uit de opgevraagde informatie van de huisarts blijkt dat eiser een stoornis in alcoholgebruik heeft ontwikkeld, maar hiermee is door de verzekeringsartsen nauwelijks rekening gehouden. Eiser is van mening dat hij helemaal niet in staat is arbeid te verrichten. Dit wordt door de huisarts bevestigd in de beantwoording van de vragen in de ‘medische beoordeling Ziektewet’.
5.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, voortvloeiend uit de antisociale persoonlijkheidsstoornis en alcoholmisbruik. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. De arts heeft gerapporteerd dat eiser moeite heeft met het werken onder druk, het moeten voldoen aan verwachtingen van anderen en dat er sprake is van veel wantrouwen. Hierdoor heeft eiser nauwelijks sociale contacten en is er sprake van vluchtgedrag, onder meer in een alcoholverslaving. Als gevolg van de persoonlijkheidsproblematiek is eiser aangewezen op solitaire werkzaamheden zonder al te veel stress, zonder conflicten en zonder patiënt/klantcontact. Eiser is beperkt in het hanteren van de emoties van anderen. Vanwege het veelvuldig alcoholgebruik is eiser aangewezen op werkzaamheden zonder verhoogd persoonlijk risico en kan hij niet beroepsmatig chauffeuren. Verder is in de FML aangegeven dat eiser niet ’s nachts kan werken. Er is geen sprake van een situatie van geen benutbare mogelijkheden, omdat eiser niet voldoet aan de criteria uit het Schattingsbesluit. De verzekeringsarts b&b heeft het dossier nogmaals grondig bekeken en geconcludeerd dat de arts de beperkingen van eiser juist heeft weergegeven in de FML. Eiser stelt dat de huisarts zou hebben bevestigd dat hij in het geheel niet in staat is om te werken, maar de beantwoording van die vraag behoort niet tot de deskundigheid van de huisarts.
Hetgeen eiser daarnaast nog in beroep heeft aangevoerd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de (verzekerings)artsen hebben aangenomen.
Niet gebleken is dat in de FML van 5 december 2019 de beperkingen van eiser zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
6.
Geschiktheid voor de functies
6.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: stikster/textielproductenmaker (Sbc-code 111160), productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180) en medewerker handsolderen/monteur printplaten (Sbc-code 267051).
Ten opzichte van de primaire arbeidsdeskundige zijn de geduide functies gewijzigd. De functies van spuitgietmachinebediener en medior soldering operator zijn komen te vervallen en de functie van productiemedewerker [B] is eraan toegevoegd. Daarnaast is het maatmaninkomen aangepast, omdat ten onrechte de maand waarin eiser arbeidsongeschikt is geworden, was meegenomen in de berekening. Deze wijzigingen hebben geleid tot een wijziging van het arbeidsongeschiktheidspercentage. Dat was 21,46% en is nu vastgesteld op 27,41%. Omdat de conclusie nog steeds is dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, blijft conclusie van de primaire arbeidsdeskundige gehandhaafd.
6.2
Eiser heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Gelet op de gestelde diagnoses zal hij in alle functies vastlopen. Eiser is niet in staat samen te werken, maar samenwerken komt in alle geduide functies voor. Gezien zijn opleidingsniveau zal hij niet zelfstandig kunnen werken, maar aansturing zal al snel als druk worden ervaren. Het is voor hem zeer moeilijk om met werkdruk om te gaan. Zijn alcoholprobleem belemmert per definitie dat hij kan werken, omdat geen enkele werkgever dat zal accepteren.
De werkzaamheden van de functie van productiemedewerker [B] worden niet uiteengezet, zodat het besluit op dit punt onvoldoende is gemotiveerd.
In de functie van stikster zal sprake zijn van ‘learning on the job’, maar eiser is niet in staat tot nauwe samenwerking of aansturing door de leidinggevende. Verder zal een minimaal aantal stuks per werkdag moeten worden vervaardigd en zal eiser moeten werken met industriële naaimachines met gevaarlijke bewegende naalden, maar daarmee wordt geen rekening gehouden met zijn ernstige stoornis in alcoholgebruik.
In de functie van medewerker handsolderen zal eiser moeten werken met gevaarlijk gereedschap, maar daartoe is hij niet in staat. Een soldeerbout is wel degelijk gevaarlijk gereedschap. Eiser is niet in staat welke opleiding dan ook te volgen en hij kan niet omgaan met wisselende productie-eisen. Verder heeft hij geen voor het nauwkeurige werk vereiste stabiele hand.
Eiser is van mening dat, nu de arbeidsdeskundige b&b andere functies heeft geduid dan de primaire arbeidsdeskundige, het bezwaar gegrond verklaard had moeten worden.
6.3
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 14 mei 2020. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Zijn belastbaarheid wordt daarmee niet overschreden. Voor de functie van stikster worden geen opleidingseisen gesteld. Gezien de beschrijving van de functie kan ervan worden uitgegaan dat er geen sprake is van een intensief ‘learning on the job’-traject. De werknemer wordt ingewerkt op de werkzaamheden, maar hiervoor is geen formeel en diepgaand contact met collega’s vereist. Verder wordt in deze functie niet gewerkt met gereedschappen die zwaar lichamelijk letsel kunnen veroorzaken, zodat de belastbaarheid op het aspect ‘verhoogd persoonlijk risico’ (1.9.9) niet wordt overschreden. Ook is er in deze functie geen sprake van deadlines en productiepieken of van samenwerken.
In de functie van medewerker handsolderen wordt niet gewerkt met gereedschap dat tot zwaar lichamelijk letsel kan leiden, zodat de belastbaarheid van eiser op het aspect ‘verhoogd persoonlijk risico’ (1.9.9) niet wordt overschreden. Het is aan het UWV om te beoordelen wat gevaarlijk gereedschap is. Een soldeerbout wordt niet aangemerkt als gevaarlijk gereedschap. Uit de opgestelde FML kan niet worden afgeleid dat eiser geen opleiding van 4 dagen kan volgen. Er is in de functie geen sprake van een intensief ‘learning on the job’-traject, nu enkel gesproken wordt van het principe van voordoen-nadoen van een collega. Er is geen formeel en diepgaand contact met collega’s vereist, zodat de functie past binnen de mogelijkheden van eiser. In de FML is niet opgenomen dat eiser niet in staat is tot nauwkeurig werken. Er wordt door de arbeidskundig analist geen kenmerkende belasting op dit punt aangegeven. Dat geldt ook voor productiepieken. De belastbaarheid van eiser wordt op deze aspecten niet overschreden.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid. Dat, zoals eiser stelt, geen werkgever hem zal aannemen, maakt dit niet anders.
Ten aanzien van het door eiser aangevoerde dat zijn bezwaar gegrond verklaard had moeten worden omdat door de arbeidsdeskundige b&b andere functies zijn geduid dan door de primaire arbeidsdeskundige, overweegt de rechtbank dat in bezwaar een herbeoordeling plaatsvindt, waardoor de grondslag van het besluit kan wijzigen. Nu de uitkomst gelijk is gebleven, was er geen reden om het bezwaar gegrond te verklaren.
7.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 21 januari 2020.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
8.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen reden om een proceskostenveroordeling uit te spreken. Ook bestaat geen aanleiding om te bepalen dat de gevorderde reiskosten van € 11,- en het griffierecht aan eiser moeten worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. Graumans, griffier, op 27 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.