ECLI:NL:RBZWB:2021:3885

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
AWB- 20_7622
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van WIA-uitkering en mate van arbeidsongeschiktheid

Op 27 juli 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van 18 juni 2020 van het UWV, waarin haar WIA-uitkering werd beëindigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres vanaf 28 februari 2019 voor 20,88% arbeidsongeschikt is en dat de uitkering per 12 februari 2021 terecht is beëindigd. Eiseres had zich op 2 maart 2017 ziekgemeld en ontving vanaf 1 juni 2017 een uitkering op grond van de Ziektewet. Na een WIA-aanvraag in 2018 werd haar een uitkering toegekend, maar het UWV concludeerde later dat haar arbeidsongeschiktheid was afgenomen. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd waren. Eiseres had aangevoerd dat haar beperkingen niet goed waren ingeschat, maar de rechtbank vond geen reden om aan de bevindingen van het UWV te twijfelen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7622 WIA

uitspraak van 27 juli 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. J.J. Bronsveld,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 18 juni 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake de beëindiging van haar uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 4 mei 2021.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.S. van Zaane.
De uitspraaktermijn is met zes weken verlengd.

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is werkzaam geweest als orderpicker voor 15 uur per week en telefoniste/receptioniste voor 20 uur per week. Zij heeft zich op 2 maart 2017 vanuit de WW ziekgemeld vanwege psychische en energetische klachten. Vanaf 1 juni 2017 ontving zij een uitkering op grond van de Ziektewet.
Op 6 december 2018 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd.
Bij besluit van 28 februari 2019 (primair besluit) heeft het UWV aan eiseres een WIA-uitkering toegekend met ingang van 28 februari 2019 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 50%. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Het UWV heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres vanaf 28 februari 2019 voor 20,88% arbeidsongeschikt is en dat de WIA-uitkering bij ongewijzigde omstandigheden per 12 februari 2021 zal worden beëindigd.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 28 februari 2019 heeft vastgesteld op 20,88% en de uitkering per 12 februari 2021 heeft beëindigd
.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De verzekeringsarts heeft op 20 februari 2019 onder meer gerapporteerd dat eiseres meerdere ingrijpende life-events heeft meegemaakt waardoor zij in toenemende mate last heeft van stress- en spanningsgerelateerde klachten. Bij haar geboorte was sprake van zuurstofgebrek en in 2009 heeft zij een CVA/TIA gehad. Verder kampt eiseres met rugklachten waarvoor zij begeleid wordt door een fysiotherapeut. Ten aanzien van haar verminderd psychisch mentaal functioneren is eiseres onder behandeling bij de GGZ. Eiseres ervaar forse concentratie- en geheugenproblemen waardoor zij niet goed in staat is dagelijks te functioneren. De verzekeringsarts acht eiseres verminderd belastbaar ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren en op fysiek gebied. Hij verwacht dat de medische situatie op lange termijn in belangrijke mate zal verbeteren. Hij constateert een discrepantie tussen de mate van ervaren klachten en het medisch beeld en de daaruit voortvloeiende klachten. Een vervolgonderzoek door een neuropsycholoog acht hij geïndiceerd en hij verwijst eiseres dan ook naar een klinisch neuropsycholoog.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 20 februari 2019.
4.2
Klinisch neuropsycholoog [naam neuropsycholoog] heeft eiseres onderzocht. Uit het onderzoek zijn geen aanknopingspunten naar voren gekomen voor het bestaan van een uitgebreide cognitieve stoornis als gevolg van niet aangeboren hersenletsel. De gevonden afwijkingen op neurocognitief gebied kunnen niet goed geïnterpreteerd worden omdat er problemen bestaan ten aanzien van de symptoomvaliditeit. De indruk bestaat dat eiseres geneigd is problemen uit te vergroten. Het onderzoek levert aanwijzingen voor een persoonlijkheidsstoornis, met name een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline achtige trekken. Wat verder opvalt zijn de weinig effectieve vermijdend emotionele copingstijl en de faalangstige houding van eiseres.
4.3
De verzekeringsarts b&b heeft eiseres onderzocht en voornoemd onderzoek van de neuropsycholoog bij zijn rapport van 19 februari 2020 betrokken. Hij concludeert tot andere beperkingen dan in de FML van 20 februari 2019 zijn opgenomen. Hij acht eiseres minder beperkt in uren. Eiseres volgt een dagdeel per week VERS therapie. Rekening houdend met de recuperatietijd stelt hij de duurbelastbaarheid vast op 32 uur per week. Op fysiek gebied neemt hij geen verdere beperkingen aan. Met de rugklachten van eiseres is in de FML voldoende rekening gehouden, er wordt voorzien in rugsparende arbeid. Ook op psychisch-cognitief gebied neemt hij geen verdere beperkingen aan, omdat uit de testresultaten van het neuropsychologisch onderzoek blijkt dat er geen sprake is van een cognitieve stoornis waarmee eiseres op cognitief gebied onder de drempelwaardes van het CBBS functioneert. Met de reeds gestelde beperkingen wordt voorzien in psychisch laag belastende arbeid in deeltijd van relatief eenvoudige aard, zonder stresserende factoren en voorzien van structuur en regelmaat. Eiseres moet op basis van de vastgestelde psychische problematiek in staat worden geacht om onder deze voorwaarden en beperkingen in deeltijd te kunnen functioneren. Getoetst aan de criteria van het Schattingsbesluit is er geen sprake van een situatie van geen benutbare mogelijkheden. Hoewel niet is vast te stellen of verbetering zal plaatsvinden, is er wel aanleiding om te verwachten dat dit zal gebeuren, omdat eiseres op haar psychische klachten gerichte therapie volgt.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de aangepaste FML van 16 maart 2020.
4.4
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat de beperkingen die door de verzekeringsartsen zijn aangenomen, geen recht doen aan de feitelijke situatie. Er is sprake van vergaande beperkingen op mentaal en fysiek gebied. De persoonlijkheidsstoornis werkt dermate belemmerend dat eiseres zich niet in staat acht om loonvormende arbeid te verrichten. Eiseres heeft last van paniekaanvallen en valt regelmatig uit wegens stressstoornissen en niet verwerkte posttraumatische stressstoornissen.
Eiseres verzoekt een onafhankelijk deskundige/psychiater te benoemen.
4.5
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Het UWV heeft goed naar de situatie van eiseres gekeken en haar doorverwezen naar klinisch neuropsycholoog [naam neuropsycholoog] . Deze heeft eiseres onderzocht en uitgebreid gerapporteerd. Uit de rapportage van de verzekeringsarts b&b blijkt dat hij op de hoogte was van de door [naam neuropsycholoog] gestelde diagnose op het psychische vlak (een persoonlijkheidsstoornis met borderline achtige trekken) en de bijbehorende klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
Hetgeen eiseres in beroep heeft aangevoerd geeft de rechtbank geen reden te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsarts b&b heeft aangenomen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om een psychiater te benoemen voor een aanvullend onderzoek. [naam neuropsycholoog] is klinisch psycholoog en klinisch neuropsycholoog van wie verwacht mag worden dat als hij een psychiatrische ziekte of gebrek zou vermoeden, hij in overweging zou hebben gegeven nader onderzoek te laten verrichten door een psychiater. Dat is niet gebeurd en ook overigens zijn er door eiseres geen nadere stukken aangeleverd die voor de rechtbank aanleiding zouden zijn om een psychiater te benoemen.
Nu niet is gebleken dat de beperkingen van eiseres in de FML van 16 maart 2020 zijn onderschat, gaat de rechtbank voor de verdere beoordeling uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: huishoudelijk medewerker, exclusief particulier (Sbc-code 372060), huishoudelijk medewerker (Sbc-code 111333) en productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180).
5.2
Eiseres heeft aangevoerd dat zij gezien haar klachten niet in staat is om deze functies uit te oefenen. Deze functies worden volgens haar dan ook ten onrechte geschikt geacht.
5.3
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportage van de arbeidsdeskundige b&b van 24 maart 2020 en de aanvullende rapportage van de arbeidsdeskundige b&b van 28 mei 2020. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.5 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 20,88%. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 28 februari 2019 heeft vastgesteld op 20,88%
.Nu er pas recht op uitkering bestaat vanaf een arbeidsongeschiktheidspercentage van 35% heeft het UVW, rekening houdend met de uitlooptermijn, terecht de uitkering beëindigd per 12 februari 2021.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
7.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen reden om een proceskostenveroordeling uit te spreken. Ook bestaat geen aanleiding om te bepalen dat het griffierecht aan eiseres moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. Graumans, griffier, op 27 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.