Op 27 juli 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het UWV, waarbij de eiser beroep heeft ingesteld tegen de weigering van een WIA-uitkering. De eiser, die eerder als operator assembly werkte, was sinds 20 november 2017 uitgevallen door rugklachten. Het UWV had op 21 november 2019 geweigerd om een WIA-uitkering toe te kennen, wat de eiser in bezwaar had aangevochten. Tijdens de zitting op 4 mei 2021 was de eiser niet aanwezig, maar het UWV werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV onderzocht, waarbij werd gekeken naar de beperkingen van de eiser en de geschiktheid voor bepaalde functies. De rechtbank concludeerde dat de medische beoordeling zorgvuldig was uitgevoerd en dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat zijn beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) waren onderschat. De rechtbank oordeelde dat de functies die het UWV had geselecteerd, passend waren voor de eiser, en dat de mate van arbeidsongeschiktheid van 26,05% correct was vastgesteld. Aangezien de eiser niet voldeed aan de vereiste 35% arbeidsongeschiktheid voor een WIA-uitkering, verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 27 juli 2021.