ECLI:NL:RBZWB:2021:3874

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
02-301210-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van contant geld en een personenauto, en voorhanden hebben van een ploertendoder

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 juli 2021 uitspraak gedaan tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen van een bedrag van € 20.425,= en een Mercedes Benz C180, alsook van het voorhanden hebben van een ploertendoder. De verdachte werd op 15 oktober 2019 aangehouden, waarbij grote contante geldbedragen in zijn woning werden aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon aantonen dat de herkomst van het geld legaal was, ondanks zijn verklaringen over het verdienen van geld met de verkoop van antiek en woonaccessoires. De rechtbank concludeerde dat het niet anders kon zijn dan dat de geldbedragen van misdrijf afkomstig waren. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, en de in beslag genomen voorwerpen, waaronder de Mercedes en het geld, werden verbeurd verklaard. De rechtbank hield rekening met het strafblad van de verdachte, die eerder in aanraking was gekomen met de wet voor drugsgerelateerde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-301210-19
vonnis van de meervoudige kamer van 29 juli 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1970 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. B.M.C.F. de Groen, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 juli 2021, waarbij de officier van justitie, mr. K. Simpelaar, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een personenauto van het merk Mercedes, een geldbedrag van € 22.000,= voor de aankoop van die Mercedes en een geldbedrag van € 20.425,= heeft witgewassen en voorts dat hij een ploertendoder voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Feit 2 heeft verdachte bekend en met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde heeft zij aangevoerd dat verdachte een verklaring heeft afgelegd met betrekking tot het onder hem in beslag genomen contante geld en de herkomst van het contante geld voor de aankoop van de onder verdachte inbeslaggenomen personenauto en dat deze verklaring ook voldoet aan de in het “6 stappenarrest” genoemde criteria. Uit het vervolgens uitgevoerde onderzoek naar de door verdachte genoemde alternatieve herkomst van het geld is volgens de officier van justitie niet gebleken dat het aangetroffen contante geld en het contante geld voor de aankoop van de Mercedes een legale herkomst had. Daarom moeten deze bedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en is voorts van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder 1 tenlastegelegde feit.
Daartoe is door de verdediging aangevoerd dat er geen sprake was van een vermoeden tot witwassen. Daarnaast heeft verdachte volgens de verdediging, voor zover er sprake is van een witwasvermoeden, een controleerbare, een min of meer verifieerbare en een op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring afgelegd. Het onderzoek van het Openbaar Ministerie dat daarop heeft plaatsgevonden, heeft volgens de verdediging geen andere alternatieve herkomst van het geld kunnen geven en niet kan met voldoende mate van zekerheid worden gesteld dat de hoeveelheid geld en de Mercedes geen legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring voor het in de delictsomschrijving van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel 'afkomstig uit enig misdrijf' niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het contante geld en de door verdachte aangekochte Mercedes C180 (deels) afkomstig zijn uit een concreet aangeduid misdrijf. Wel is voor een bewezenverklaring ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat de voorwerpen afkomstig zijn uit enig misdrijf.
Dat voorwerpen 'afkomstig zijn uit enig misdrijf' kan – indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf – niettemin bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat die voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het is daarbij aan het Openbaar Ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden. Indien de door het Openbaar Ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat de voorwerpen niet van misdrijf afkomstig zijn. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat de voorwerpen niet van misdrijf afkomstig zijn.
Indien de verdachte voormelde verklaring geeft, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Indien een dergelijke verklaring uitblijft, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn overwegingen omtrent het bewijs.
Uit het dossier komt naar het oordeel van de rechtbank geen direct bewijs voor brondelicten naar voren. Daarom zal het hierboven omschreven toetsingskader gebruikt worden als uitgangspunt bij de beoordeling.
Het vermoeden van witwassen en het ontbreken van een deugdelijke verklaring
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte op 15 oktober 2019 werden grote contante geldbedragen inbeslaggenomen. In een krat in de garage werd een plastic tas aangetroffen met daarin € 13.340,=, in een papieren zak een bedrag van € 5.935,= en in een dressoir in de woonkamer werd € 1.150,= aangetroffen. Daarnaast werd onder verdachte een personenauto Mercedes Benz C180 inbeslaggenomen die deels met contant geld, een bedrag van € 22.000,00, door verdachte bleek te zijn betaald. Beoordeeld moet worden of deze contante geldbedragen en het contante geld waarmee de Mercedes Benz 180 werd betaald, van misdrijf afkomstig waren.
De plaatsen waar het contante geld werd aangetroffen (in een krat in de garage en in een dressoir en niet in de in de woning aanwezige kluis) en de manier waarop het werd aangetroffen (kleine coupures gebundeld in een plastic zak en in een papieren zak), het gegeven dat verdachte antecedenten heeft met betrekking tot de handel in soft-drugs, het telefoongesprek tijdens de doorzoeking waaruit kan worden afgeleid dat verdachte niet wil dat het contante geld in zijn woning door de politie werd gevonden en tot slot het in de woning van verdachte aangetroffen notitieblaadje met daarop aantekeningen van hoeveelheden en bedragen, zijn omstandigheden die van dien aard zijn dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat de geldbedragen die verdachte voorhanden had en het geld waarmee de Mercedes Benz C180 contant werd betaald, uit misdrijf afkomstig waren. Dit betekent dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van die contante gelden. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.
In zijn eerste verhoor bij de politie heeft verdachte verklaard dat het geld is verdiend met zijn handel in antiek en woonaccessoires. Hij heeft verklaard dat hij goederen koopt en verkoopt via [naam website 1] en [naam website 2] . Van die handel en van zijn verdiende contante geld hield hij een kasboek bij. Voorts heeft hij verklaard dat het in de garage aangetroffen geldbedrag kasgeld van zijn bedrijf was. Het bedrag van € 1.150,= was geld dat hij meenam als hij naar particulieren ging om goederen te kopen en ook dat geld was afkomstig van de handel. Daarnaast heeft verdachte, zo heeft hij verklaard, nog € 3.000,= van zijn vader gekregen en heeft hij nog antiek en geld geërfd van zijn moeder die in 2014 was overleden. Verdachte heeft ter onderbouwing van zijn verklaring onder meer zijn kasboek, bankafschriften en belastingaangiftes aangeleverd.
Het Openbaar Ministerie heeft onderzoek gedaan naar de handel van verdachte in antiek en woonaccessoires en naar de financiële situatie van verdachte. Uit dat onderzoek is vast komen te staan dat de winst uit de onderneming van verdachte beperkt is geweest en dat verdachte na 2014 volgens de gegevens van de fiscus geen schenkingen, erfenissen en nalatenschappen heeft ontvangen.
Uit een analyse van de bankgegevens van de zakelijke rekening van [bedrijfsnaam] , het bedrijf van verdachte, en de privérekening van verdachte blijkt niet van uitgaven voor aankopen van antiek of woonaccessoires en slechts van 3 inkomsten uit verkopen. Ook kan de aanwezigheid van het contante geld niet worden verklaard door contante geldopnames van deze bankrekeningen of die van het bedrijf van zijn vriendin. Uit het onderzoek naar het [naam 1] van verdachte volgt dat in de periode van 1 januari 2018 tot en met 15 oktober 2019 er in de rubriek [naam 2] of in een andere categorie waaronder antieke voorwerpen of woonaccessoires zouden kunnen vallen, geen advertenties zijn geplaatst waarin artikelen te koop werden aangeboden. Naar het account op [naam website 2] heeft geen onderzoek kunnen plaatsvinden, omdat verdachte zijn accountnaam niet heeft opgegeven.
Uit het onderzoek wordt dan ook geconcludeerd dat op basis van de verklaring van verdachte, de gevorderde bankgegevens, de gevorderde marktplaatsgegevens en de door verdachte verstrekte administratie, de inkopen en de verkopen van verdachte niet kunnen worden geverifieerd. De verklaringen van verdachte over verkopen via [naam website 1] zijn aantoonbaar onjuist.
In het derde verhoor van verdachte wordt hij geconfronteerd met die aantoonbare onjuistheden in zijn eerste verklaring. Verdachte wordt ook geconfronteerd met de bevindingen van de politie die zijn gebleken uit het hiervoor genoemde onderzoek en de door hem overgelegde stukken. Verdachte wordt daarbij gewezen op onjuistheden in zijn verklaring en verdachte wordt erop gewezen dat hij steeds nalaat om gegevens te verstrekken die zijn verklaring over de herkomst van het geld kunnen onderbouwen. Verdachte heeft hierop geantwoord dat hij daar verder niet op kan reageren.
De rechtbank heeft voorts geconstateerd dat verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting zijn eerder afgelegde verklaringen op punten weer heeft aangepast. Verdachte heeft onder andere verklaard dat hij wel een bedrijfsruimte had, namelijk dat hij een garagebox had gehuurd in Breda. Een bewijs van deze huur in de vorm van een huurovereenkomst kon hij echter niet leveren, omdat het een mondelinge overeenkomst betrof. Verder heeft hij verklaard dat hij geen spullen verkocht op [naam website 1] en dat hij op [naam website 2] eigenlijk helemaal niets deed. De handel in antiek en woonaccessoires ging voornamelijk via handelaren en van die handelaren ontving hij geen bonnen. De namen van die handelaren wilde verdachte niet noemen, omdat die handelaren dan geen zaken meer met hem wilden doen. Opmerkelijk is naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte vervolgens heeft verklaard dat hij inmiddels een ander bedrijf is gestart in een totaal andere branche en de rechtbank is dan ook van oordeel dat het verdachte dan toch vrij staat om de namen van die handelaren te noemen omdat zijn bedrijfsvoering door het noemen van die namen niet langer wordt geschaad. Verdachte was echter niet bereid om namen te noemen.
Alles in samenhang en onderling verband bezien, in het bijzonder gezien de tegenstrijdigheden en onjuistheden in de verklaringen van verdachte, en in de aangetroffen (beperkte) administratie, is de rechtbank van oordeel dat verdachte een onvoldoende verifieerbare verklaring heeft gegeven voor de legale herkomst van de aangetroffen contante geldbedragen en de contante betaling die door verdachte is gedaan voor de aankoop van de Mercedes C180, waardoor een legale herkomst met voldoende mate van zekerheid is uit te sluiten. De rechtbank concludeert dat het niet anders kan dan dat de geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dit wist. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Gezien de vondst van de ploertendoder en de bekennende verklaring van verdachte acht de rechtbank ook feit 2 wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
in de periode van 23 april 2019 tot en met 15 oktober 2019 te Breda en Berlicum, een voorwerp en geldbedragen, te weten
* een personenauto (Mercedes-Benz C180 met kenteken [kenteken] ) en
* een contant geldbedrag van 22.000 euro (ten behoeve van de aankoop van voornoemde Mercedes) en
* een contant geldbedrag van in totaal 20.425 euro (aangetroffen in woning/garage van verdachte)
heeft verworven en voorhanden heeft gehad en/of omgezet en van dat voorwerp en geldbedragen gebruik heeft gemaakt
terwijl hij wist dat dit
voorwerp en geldbedragen – onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
2
op 15 oktober 2019 te Breda, een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een ploertendoder voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden op te leggen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij de strafbepaling rekening te houden met het gegeven dat verdachte geen relevante documentatie heeft en dat hij zijn handelsonderneming heeft moeten staken, omdat het kasgeld van die onderneming in beslag was genomen. Verdachte is volgens de raadsman inmiddels met zijn neef een bedrijf gestart, waar hij momenteel veel tijd in steekt. De verdediging heeft op grond daarvan verzocht om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en te volstaan met een forse waarschuwing in de vorm van een geheel voorwaardelijke straf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
In de woning van verdachte werd op 15 oktober 2019 € 20.425,= aan contant geld aangetroffen en daarnaast werd geconstateerd dat verdachte op 26 april 2019 een Mercedes Benz C180 had aangeschaft, bij welke aankoop een bedrag van € 22.000,= contant door verdachte werd betaald. Uit onderzoek is vervolgens vast komen te staan dat deze contante geldbedragen geen legale herkomst hadden. Verdachte kon dus beschikken over grote hoeveelheden contant geld, afkomstig uit criminele activiteiten en hij heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan het witwassen van die contante geldbedragen en van de Mercedes Benz C180. Voorts had verdachte in zijn woning een ploertendoder voorhanden.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door het witwassen zijn crimineel verdiende geld in het economische verkeer heeft gebracht en daardoor heeft het witwassen een ontwrichtende werking op dat economisch verkeer. Het vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat op het witwassen van criminele gelden een forse straf op zijn plaats is. Verdachte heeft zich bij zijn handelen kennelijk slechts laten leiden door financieel gewin en geen oog gehad voor de schadelijke gevolgen hiervan voor de samenleving.
Bij de strafbepaling heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het strafblad van verdachte. Uit dat strafblad blijkt dat verdachte zich in het verleden ook al heeft begeven in het criminele milieu en voor drugsgerelateerde strafbare feiten met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat, gelet op met name de ernst van feit 1, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden noodzakelijk is. Bij de bepaling van de duur van die straf heeft de rechtbank de LOVS oriëntatiepunten voor straftoemeting voor fraude als uitgangspunt genomen. Daaruit blijkt dat bij het witwassen van een bedrag dat ligt tussen € 10.000,= en € 70.000,= een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tussen 2 en 5 maanden geïndiceerd is. De rechtbank ziet, gelet met name op het sterk ondermijnende karakter van het bewezenverklaarde witwassen, geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde geldbedrag en in beslag genomen voorwerp zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat verdachte deze voorwerpen ten eigen bate kan aanwenden en het 2 bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot die voorwerpen.
7.2
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan verdachte, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie. zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Witwassen, meermalen gepleegd
feit 2:Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 3 maanden;
Beslag
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* een geldbedrag van € 20.415,=;
* een personenauto, merk Mercedes, type C180, kleur zwart, kenteken [kenteken] ;
- gelast de teruggave aan verdachte van een Breitling horloge met box;
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. van der Linden, voorzitter, mr. M.A.E. Dekker en
mr. W.J.M. Fleskens, rechters, in tegenwoordigheid van F.J.M. Nouws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 juli 2021.
Mr. Van der Linden en mr. Fleskens zijn niet in staat dit vonnis te ondertekenen.