Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, woonachtig in Duitsland, en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de inhouding van loonheffingen door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) over het jaar 2019. De belanghebbende had een aanvraag voor vrijstelling van loonheffing ingediend, maar deze werd door de inspecteur pas met terugwerkende kracht verleend vanaf 1 januari 2020. De belanghebbende diende op 6 mei 2020 een bezwaarschrift in tegen de inhouding van loonheffingen, maar dit werd door de inspecteur niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De rechtbank heeft op 15 juli 2021 een zitting gehouden, waarbij de belanghebbende niet aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de uitnodiging voor de zitting op juiste wijze was verzonden en dat de belanghebbende niet had aangetoond dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. De rechtbank concludeerde dat het bezwaar tegen de inhouding van loonheffingen terecht niet-ontvankelijk was verklaard, en verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.