ECLI:NL:RBZWB:2021:3861
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak inzake bijstandsopschorting
In deze zaak heeft verzoekster bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland, waarin haar recht op bijstand werd opgeschort. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Op 10 juni 2021 heeft het college meegedeeld dat verzoekster de gevraagde stukken alsnog heeft verstrekt en dat de bijstand over de maand mei 2021 op 4 juni 2021 is betaald. Hierop heeft verzoekster haar verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, maar verzocht om het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft in een brief van 9 juli 2021 aangegeven dat verzoekster geen financieel nadeel heeft ondervonden en heeft de voorzieningenrechter verzocht om geen proceskostenveroordeling uit te spreken. De voorzieningenrechter heeft, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten.
De voorzieningenrechter overweegt dat, op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. In dit geval heeft het college echter meegedeeld dat verzoekster de gevraagde stukken pas na het bestreden besluit heeft overgelegd. De voorzieningenrechter concludeert dat het college het recht op bijstand had opgeschort omdat niet alle gevraagde stukken waren overgelegd. Aangezien het college tot betaling van de bijstand is overgegaan na ontvangst van de stukken, is er onvoldoende aanleiding om tot een proceskostenveroordeling over te gaan. Het verzoek om proceskostenveroordeling wordt afgewezen, evenals het verzoek om vergoeding van het griffierecht.