ECLI:NL:RBZWB:2021:3861

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
AWB- 21_2375 PKV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak inzake bijstandsopschorting

In deze zaak heeft verzoekster bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland, waarin haar recht op bijstand werd opgeschort. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Op 10 juni 2021 heeft het college meegedeeld dat verzoekster de gevraagde stukken alsnog heeft verstrekt en dat de bijstand over de maand mei 2021 op 4 juni 2021 is betaald. Hierop heeft verzoekster haar verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, maar verzocht om het college te veroordelen in de proceskosten.

Het college heeft in een brief van 9 juli 2021 aangegeven dat verzoekster geen financieel nadeel heeft ondervonden en heeft de voorzieningenrechter verzocht om geen proceskostenveroordeling uit te spreken. De voorzieningenrechter heeft, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten.

De voorzieningenrechter overweegt dat, op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. In dit geval heeft het college echter meegedeeld dat verzoekster de gevraagde stukken pas na het bestreden besluit heeft overgelegd. De voorzieningenrechter concludeert dat het college het recht op bijstand had opgeschort omdat niet alle gevraagde stukken waren overgelegd. Aangezien het college tot betaling van de bijstand is overgegaan na ontvangst van de stukken, is er onvoldoende aanleiding om tot een proceskostenveroordeling over te gaan. Het verzoek om proceskostenveroordeling wordt afgewezen, evenals het verzoek om vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2375 PW VV
uitspraak van 28 juli 2021 van de voorzieningenrechter op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster,

gemachtigde: mr. N. Talhaoui,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland,verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 6 mei 2021 (bestreden besluit) van het college inzake de opschorting van het recht op bijstand. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 10 juni 2021 heeft het college meegedeeld dat verzoekster de gevraagde stukken alsnog heeft verstrekt en dat de bijstand over de maand mei 2021 op 4 juni 2021 betaalbaar is gesteld.
Vervolgens heeft verzoekster het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, met het verzoek het college te veroordelen in de proceskosten. Het college heeft in zijn brief van 9 juli 2021 gesteld dat verzoekster de gevraagde stukken alsnog heeft verstrekt en dat er geen financieel nadeel voor verzoekster is ontstaan. Het college geeft de voorzieningenrechter in overweging niet over te gaan tot een veroordeling in de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb in samenhang bezien met artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb, kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt uit de brief van 10 juni 2021 dat het college aan verzoekster is tegemoetgekomen. Het college heeft echter desgevraagd meegedeeld dat verzoekster de gevraagde stukken pas na het bestreden besluit heeft overgelegd. Verzoekster heeft in reactie op deze mededeling gesteld zich te refereren aan het oordeel van de voorzieningenrechter.
3. De voorzieningenrechter stelt vast dat het college het recht op bijstand had opgeschort omdat nog niet alle gevraagde stukken waren overgelegd. Dit wordt ook niet betwist door verzoekster. Nadat verzoekster alsnog de gevraagde stukken had overgelegd, is het college tot betaling van de bijstand overgegaan. Gelet hierop bestaat er onvoldoende aanleiding om tot een proceskostenveroordeling over te gaan. Het college zou immers ook zonder dat een voorlopige voorziening zou zijn gevraagd tot betaling van de uitkering zijn overgegaan na ontvangst van de gevraagde stukken. Het verzoek om het college te veroordelen in de proceskosten zal dan ook worden afgewezen.
Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter evenmin aanleiding om het college te veroordelen tot vergoeding van het door verzoekster betaalde griffierecht.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 28 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.