Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Procesverloop
2.Overwegingen
3.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 29 juli 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland. De zaak betreft een beroep tegen een aanslag afvalstoffenheffing die aan de belanghebbende was opgelegd voor het jaar 2019, met betrekking tot een recreatieve woning op een vakantiepark. De heffingsambtenaar had de aanslag opgelegd op 27 februari 2019, waarop de belanghebbende bezwaar had gemaakt. Dit bezwaar werd op 16 september 2019 ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in beroep ging.
Tijdens de zitting op 2 juli 2021 werd de zaak inhoudelijk behandeld. De belanghebbende stelde dat hij feitelijk geen gebruik maakt van de gemeentelijke afvalinzameling en dat de aanslag onredelijk hoog was, omdat er geen rekening was gehouden met de grootte van zijn huishouden. De heffingsambtenaar verdedigde de aanslag als terecht en naar het juiste bedrag opgelegd.
De rechtbank oordeelde dat de aanslag afvalstoffenheffing terecht was opgelegd. De rechtbank benadrukte dat de verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen voor de gemeente geldt, ongeacht of de eigenaar daadwerkelijk gebruik maakt van deze inzameling. Ook het argument van de belanghebbende over de onredelijkheid van de heffing werd verworpen, omdat de gemeenteraad de vrijheid heeft om een tarief vast te stellen dat niet noodzakelijkerwijs rekening houdt met het aantal bewoners per perceel. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.