ECLI:NL:RBZWB:2021:3850

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
02/031854-21 en 01/080159-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Sterk
  • mr. Felix
  • mr. Van den Ing
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige kamer vonnis inzake woningovervallen met geweld en vrijheidsberoving

Op 29 juli 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2002 en wonende te Tilburg, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere woningovervallen en vrijheidsberoving. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 15 juli 2021, waarbij de officier van justitie, mr. E. Verhoeven-Ivankovic, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte onder andere een woningoverval op 2 februari 2021, waarbij de verdachte samen met een ander een woning binnenging en de bewoner, [slachtoffer 1], met geweld en bedreiging dwong om zijn pinpas en toegangscode af te geven. Tevens werd de verdachte beschuldigd van een poging woningoverval op 9 februari 2021, maar werd hij hiervoor vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. Daarnaast was er een woningoverval op 11 december 2020, waarbij [slachtoffer 2] gedurende meerdere uren van zijn vrijheid werd beroofd en bedreigd met geweld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van de poging woningoverval. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals deelname aan MDFT en het volgen van onderwijs. De rechtbank oordeelde dat de feiten ernstige gevolgen hadden voor de slachtoffers en dat de verdachte, gezien zijn leeftijd en achtergrond, baat had bij een pedagogische aanpak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/031854-21 en 01/080159-21
vonnis van de meervoudige kamer van 29 juli 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats]
wonende te Tilburg
gedetineerd in de Justitiële Jeugdinrichting de Hartelborgt te Spijkenisse
raadsman mr. M.M. van der Marel, advocaat te Eindhoven

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 juli 2021, waarbij de officier van justitie, mr. E. Verhoeven-Ivankovic, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
02/031854-21
Feit 1: samen met een ander op 2 februari 2021 een woningoverval heeft gepleegd.
Feit 2: samen met een ander op 2 februari 2021 met de van [slachtoffer 1] gestolen bankpas € 2.800 heeft gepind.
Feit 3: samen met een ander op 9 februari 2021 een poging woningoverval heeft gepleegd.
01/080159-21
Feit 1: samen met een ander op 11 december 2021 een woningoverval heeft gepleegd.
Feit 2: samen met een ander [slachtoffer 2] gedurende meerdere uren van zijn vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
02/031854-21
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 en 2 ten laste gelegde feiten en baseert zich daarbij op de aangifte door [slachtoffer 1] en de bekennende verklaring van verdachte. Ook zijn bij verdachte tijdens de doorzoeking van de woning op zijn kamer het rijbewijs en paspoort van [slachtoffer 1] aangetroffen.
Ten aanzien van feit 3 stelt de officier van justitie dat verdachte dient te worden vrijgesproken vanwege onvoldoende wettig bewijs. Vast staat aan de hand van camerabeelden dat verdachte samen met medeverdachte bij de woning aan de [adres 1] is geweest. Het enkel aanwezig zijn en zich niet distantiëren van de situatie is echter onvoldoende om te kunnen spreken van medeplegen.
01/080159-21
De officier van justitie acht wettig en overtuigende bewezen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde woningoverval en vrijheidsberoving van [slachtoffer 2] . Zij baseert zich daarbij op de aangifte door [slachtoffer 2] en de bekennende verklaring van verdachte. Ook is bij verdachte tijdens de doorzoeking van de woning op zijn kamer het rijbewijs van [slachtoffer 2] aangetroffen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat tot een bewezen verklaring kan worden gekomen van de woningoverval op 2 februari 2021 te Tilburg en dat met de van [slachtoffer 1] gestolen pinpas geld is opgenomen van de rekening van [slachtoffer 1] . Ook kan tot een bewezenverklaring worden gekomen van de woningoverval op 11 december 2020 in Lieshout. Eveneens kan de vrijheidsberoving van [slachtoffer 2] door verdachte en medeverdachte bewezen worden verklaard. Verdachte bekent deze feiten.
Ten aanzien van de poging woningoverval op 9 februari 2021 te Tilburg stelt de verdediging dat niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen. Verdachte was aanvankelijk weliswaar aanwezig bij de woning, maar heeft toen besloten om niet mee te doen. Er is geen sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. De verdediging verzoekt verdachte van dit feit vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02/031854-21
Feit 1 en feit 2:
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de aangifte in het dossier acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde woningoverval heeft medegepleegd, evenals dat hij de diefstal van € 2.800,= met de gestolen pinpas van [slachtoffer 1] heeft medegepleegd.
Feit 3:
Op 9 februari 2021 is aangifte gedaan door [slachtoffer 3] van een poging om hem te overvallen in zijn woning aan de [adres 1] te Tilburg. Op beelden vanuit een aan de [adres 1] geparkeerde auto wordt verdachte samen met medeverdachte gezien. Volgens verdachte was hij op de hoogte van het plan van medeverdachte om de woningoverval te plegen, maar heeft hij, voordat de overval een aanvang nam, besloten niet mee te doen en is hij vertrokken.
Vastgesteld kan worden dat verdachte in de [adres 1] , buiten bij de woning, aanwezig is geweest. Dit enkel aanwezig zijn is onvoldoende om te kunnen spreken van medeplegen. Daarvoor is meer nodig, waarvan niet is gebleken.
Daar komt bij dat aangever spreekt over slechts één dader. Dit steunt de verklaring van verdachte dat hij voor aanvang van de overval is vertrokken.Hij heeft nog wel gezien dat medeverdachte heeft aangebeld op de [adres 1] , maar is vervolgens zelf weggegaan. De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is en zal verdachte vrijspreken van dit feit.
01/080159-21
Feit 1 en 2:
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de aangifte in het dossier acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde woningoverval heeft medegepleegd, evenals dat hij samen met een ander [slachtoffer 2] van zijn vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02/031854-21:
1
op 2 februari 2021 te Tilburg, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan het [adres 2] , hebben weggenomen een telefoon en ipad en portemonnee met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die
[slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen het ter beschikking stellen van gegevens, te weten meerdere (pin)codes van een telefoon en bankpas, toebehorende aan die [slachtoffer 1] , welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededader:
- aan die [slachtoffer 1] bij de voordeur een mes en een hakbijl, hebben getoond en (vervolgens)
- de woning van die [slachtoffer 1] zijn binnengedrongen en de voordeur hebben gesloten, en (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 1] hebben gezegd: “we hebben een mes bij en een pistool“ en “luister ik ben geen moordenaar en hij is dat wel”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking, en (vervolgens)
- tegenover die [slachtoffer 1] zijn gaan staan, teneinde de doorgang te beletten, en (vervolgens)
- de mond en de polsen van die [slachtoffer 1] met duct tape hebben dichtgeplakt en vastgebonden;
2
op 2 februari 2021 te Tilburg, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een bankrekening op naam van aangever [slachtoffer 1]
hebbenweggenomen meerdere geldbedragen te weten een bedrag van totaal 2800 euro, waarbij verdachte en zijn mededader die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door bij een pinautomaat onder gebruikmaking van een wederrechtelijk weggenomen bankpas en bijbehorende pincode van voornoemde bankrekeninggeldbedragen op te nemen, tot welk gebruik verdachte en zijn mededader niet bevoegd waren;
01/080159-21
1
op 11 december 2020 te Lieshout, gemeente Laarbeek, tezamen en in vereniging met een ander, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aan de [adres 3]
A.
een telefoon en bankpassen en een geldbedrag (10.000 euro) en een rijbewijs, dat toebehoorde, aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij bezit van het gestolene te verzekeren, en
B.
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van bankpassen, en bij die bankpassen behorende pincodes, toebehorende aan die [slachtoffer 2] , als volgt hebben gehandeld,
welk geweld en welke bedreiging met geweld onder meer hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededaders:
- die [slachtoffer 2] hebben vastgegrepen en terug de woning gelegen aan de [adres 3] in hebben geduwd en op de grond hebben geduwd en
- met een vuurwapen, althans een hard en zwaar voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] hebben geslagen en
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd van die [slachtoffer 2] hebben gedrukt en gericht gehouden en doorgeladen en
- een handdoek over het hoofd van die op de grond liggende [slachtoffer 2] hebben gelegd en
- die [slachtoffer 2] de woorden hebben toegevoegd: “Heb je contant geld in huis” en “niet liegen en gewoon meewerken” en “hoeveel geld heb je op je bankrekening staan”, althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking en
- die op de grond liggende [slachtoffer 2] meermalen hebben geschopt en geslagen en
- zijn, verdachtes, voet op het hoofd van die op de grond liggende [slachtoffer 2] hebben gedrukt gehouden en
- die [slachtoffer 2] de woorden hebben toegevoegd: “Ik heb ook een hamer bij me en daarmee kan ik je kop in slaan” en "zal ik een mes pakken dan steek ik die in je rug", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking en
-vervolgens een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] hebben gedrukt en daarbij dreigend hebben gevraagd om diens pincode en het wachtwoord van diens telefoon en
- de armen en de benen van die [slachtoffer 2] aan elkaar hebben vastgebonden en
- vervolgens dreigend tegen die [slachtoffer 2] hebben gezegd dat als hij binnen een half uur op zou staan verdachten terug zouden komen en die [slachtoffer 2] dan kapot zouden schieten en alles in brand zouden steken, althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking;
2
hij op 11 december 2020 te Lieshout, gemeente Laarbeek, in een woning, gelegen aan de [adres 3] , tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk meerdere uren van de vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden,
immers hebben hij, verdachte, en een mededader met dat opzet:
- die [slachtoffer 2] vastgegrepen en terug de woning gelegen aan de [adres 3] in geduwd en op de grond
hebbengeduwd en
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd van die [slachtoffer 2] gedrukt en gericht gehouden en doorgeladen en
- een handdoek over het hoofd van die op de grond liggende [slachtoffer 2] gelegd en
- die op de grond liggende [slachtoffer 2] meermalen geschopt en geslagen en
- zijn, verdachtes, voet op het hoofd van die op de grond liggende [slachtoffer 2] gedrukt gehouden en
- die [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: “Ik heb ook een hamer bij me en daarmee kan ik je kop in slaan” en "zal ik een mes pakken dan steek ik die in je rug", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking en
- de armen en de benen van die [slachtoffer 2] aan elkaar vastgebonden en
- vervolgens dreigend tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat als hij binnen een half uur op zou staan verdachten terug zouden komen en die [slachtoffer 2] dan kapot zouden schieten en alles in brand zouden steken, althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking en
- continu en langdurig in de nabijheid van die [slachtoffer 2] verbleven en een dreigende sfeer gecreëerd en in stand gehouden waardoor die [slachtoffer 2] werd belet zich vrijelijk te bewegen en te gaan en staan waar hij wilde;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een jeugddetentie van 20 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Zij gaat hierbij uit van de toepassing van het jeugdsanctierecht. Als bijzondere voorwaarden wordt gevorderd op te leggen de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, inhoudende dat verdachte dient mee te werken aan MDFT (Multi Dimensionale Familie Therapiebegeleiding) en onderwijs dient te volgen. Eveneens wordt verzocht begeleiding en toezicht door de jeugdreclassering op te leggen, waarbij de eerste drie maanden van de proeftijd het reclasseringstoezicht zal plaatsvinden in de vorm van ITB-Criem. Als aanvullende bijzondere voorwaarde vordert de officier van justitie op te nemen dat verdachte een schadevergoeding van € 3.000,= dient te betalen aan [slachtoffer 2] .
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt eveneens het jeugdsanctierecht toe te passen. Inmiddels zit verdachte al 146 dagen in voorarrest. Gelukkig is hij al wel binnen een justitiële jeugdinrichting (JJI) geplaatst. Binnen de JJI is verdachte ook al aan de slag gegaan met weerbaarheidstrajecten. Verdachte is aangenomen op de opleiding voor elektrotechniek en heeft voor deze opleiding in augustus 2021 een gesprek. Hij wil graag het komende schooljaar met deze opleiding beginnen. Gelet hierop verzoekt de verdediging 12 maanden jeugddetentie op te leggen met aftrek, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De verdediging maakt geen bezwaar tegen de gevorderde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van de verzochte schadevergoeding. Verdachte heeft € 3.000,= gekregen van medeverdachte na de woningoverval inzake 01/080159-21. Hij heeft dit geld vervolgens weer uitgeleend aan medeverdachte en nooit meer iets van het geld terug gezien.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
6.3.1
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van twee woningovervallen waarbij fors geweld is gebruikt en is gedreigd met geweld. In Lieshout heeft verdachte samen met medeverdachte op 11 december 2020 rond middernacht op de voordeur geklopt van de woning aan de [adres 3] , waarna [slachtoffer 2] (de bewoner van de woning) open heeft gedaan. Verdachte en medeverdachte hebben [slachtoffer 2] terug de woning in gedwongen en op de grond geduwd. Verdachte en medeverdachte hadden op dat moment ieder een wapen in de hand: verdachte een hakbijl en de medeverdachte een vuurwapen. Zij hebben [slachtoffer 2] de hele nacht zijn vrijheid ontnomen door hem op de grond te houden, te bedreigen met het vuurwapen, te slaan en te schoppen, zijn zicht af te nemen door een handdoek op zijn hoofd te leggen en zijn voeten en handen aan elkaar vast te binden. Ook hebben verdachte en medeverdachte de telefoon en pinpassen van [slachtoffer 2] weggenomen en hem onder bedreiging de pin- dan wel toegangscodes laten afgeven. Vervolgens hebben zij € 10.000,= euro van de bankrekeningen van [slachtoffer 2] opgenomen.
Op 2 februari 2021 heeft verdachte samen met dezelfde medeverdachte een nieuwe woningoverval gepleegd, deze keer in Tilburg aan het [adres 2] . Samen met medeverdacht heeft hij aangebeld bij deze woning en toen er werd open gedaan door [slachtoffer 1] (de bewoner van de woning) zijn verdachte en medeverdacht met ieder een wapen in hun hand naar binnen gestapt. Dit keer had verdachte een mes vast en medeverdachte een hakbijl. [slachtoffer 1] werd binnen in de woning met duct tape aan een stoel vastgebonden en ook zijn mond werd afgeplakt met duct tape. Vervolgens hebben verdachte en medeverdachte de pinpas, telefoon en iPad van verdachte weggenomen en hebben [slachtoffer 1] gedwongen zijn pincode van zijn pinpas en toegangscode van zijn telefoon af te geven. Vervolgens hebben zij € 2.800,= van de rekening van [slachtoffer 1] opgenomen.
De bewezen verklaarde feiten zijn zeer ernstige feiten. Met het medeplegen van deze feiten heeft de verdachte blijk gegeven geen respect te hebben voor de persoonlijke integriteit van een ander, diens gezondheid, veiligheid en eigendom. Een woning behoort een veilige omgeving voor de bewoners te zijn. Het is voor de slachtoffers zeer beangstigend om in hun eigen woning te worden overvallen met geweld en dreiging met geweld. Een dergelijke ervaring heeft veel impact op de slachtoffers. Slachtoffers krijgen veelal te maken met psychische gevolgen die nog geruime tijd na het voorval hun leven zullen beïnvloeden. Bovendien veroorzaken zulke feiten ook in de samenleving gevoelens van onveiligheid en onrust.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring, die namens het slachtoffer [slachtoffer 1] ter terechtzitting is voorgelezen, blijkt dat de woningoverval voor hem een zeer heftige en schokkende ervaring is geweest die een enorme impact heeft gehad op zijn leven en zijn omgeving. Het veilige gevoel in zijn eigen woning is hem ontnomen. Ondanks de omstandigheid dat het slachtoffer een positieve denker is, is het voor hem moeilijk om alles weer op de rit te krijgen. Het slachtoffer overweegt EMDR-therapie te volgen, zodat hij uiteindelijk zijn leven weer volledig kan oppakken en de overval een plekje kan geven.
6.3.2
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Naast de ernst van het feit heeft de rechtbank bij de strafbepaling rekening gehouden met het rapport van psycholoog [naam] van 20 mei 2021. Psycholoog [naam] geeft aan dat verdachte te kampen heeft met een ontwikkelingsachterstand ten gevolge van hechtingsproblematiek. Het geweten van verdachte functioneert lacunair en hij is weinig empathisch. Er zijn geen aanwijzingen dat verdachte kampt met onderliggende agressie, doch wel degelijk dat sprake is van het afdekken van vroege gevoelens van angst en onzekerheid ten gevolge van hechtingsproblemen. De psycholoog adviseert verdachte de feiten volledig toe te rekenen.
Voorts adviseert de psycholoog het jeugdstrafrecht toe te passen. Verdachte kan zijn handelen maar beperkt overzien, handelt impulsief en komt jonger over dan de 19 jaar die hij nu is. Ook gaat verdachte nog naar school. Verdachte kan zeker nog profiteren van een pedagogische aanpak, sterker nog, hij behoeft de structuur om zijn gedrag te kunnen reguleren. Verdachte heeft nog nooit zelfstandig gefunctioneerd en is nog volledig afhankelijk van zijn vader. Er is ondersteuning nodig in het gezin om de vader bij te staan.
Het recidiverisico wordt door de psycholoog ingeschat als matig daar het geweten van verdachte beperkt is ontwikkeld en hij zich makkelijk laat verleiden tot antisociaal gedrag vanuit een zeer gebrekkige hechting aan anderen. Verdachte behoeft meer structuur en duidelijkheid dan zijn vader hem geeft. Verdachte lijkt zich goed te laten aansturen in de JJI hetgeen duidelijk maakt dat hij kan profiteren van structurerende begeleiding en controle op zijn handelen.
Ter voorkoming van recidive adviseert de psycholoog begeleiding door de jeugdreclassering in te zetten, waarbij verdachte leert zich bewust te worden van zijn emoties en hem sociale vaardigheden worden aangeleerd waarbij hij zich meer eigen maakt hoe zijn gedrag invloed kan hebben op anderen. Een ITB-criem traject lijkt meerwaarde te hebben in het structureren van het gedrag van verdachte buitenshuis en ter ondersteuning bij het vinden van een prosociale vriendengroep. Verder geeft de psycholoog in overweging een MST of een MDFT traject op te leggen om vader in zijn opvoeding te ondersteunen. Ook geeft de psycholoog een leerstraf ter ondersteuning van de gewetensontwikkeling van verdachte in overweging. De psycholoog adviseert om het een en ander als voorwaarden op te nemen bij een deels voorwaardelijke straf.
Verder heeft de rechtbank bij de bepaling van de straf rekening gehouden met het reclasseringsadvies d.d. 9 juli 2021. De reclassering stelt dat verdachte functioneert op een beneden gemiddeld intelligentieniveau en hij heeft een gebrekkige gewetensontwikkeling. Er is sprake van een hechtingsstoornis en van een anti-sociale attitude. Dit in combinatie met zijn beïnvloedbaarheid, maakt dat de reclassering zorgen heeft over zijn verdere ontwikkeling. Verdachte staat open voor hulpverlening en heeft het voornemen zich te houden aan eventuele opgelegde voorwaarden. Hij maakt zich wel zorgen om zijn toekomst aangezien zijn tijdelijke verblijfsvergunning in 2022 verlengd moet worden.
Uit het ASR-wegingskader komen voldoende factoren naar voren om het jeugdstrafrecht toe te passen. Verdachte was 18 jaar uit ten tijde van het plegen van de feiten, hij functioneert op een beneden gemiddeld intelligentieniveau en overziet de gevolgen van zijn handelen niet. Daarnaast is hij impulsief en komt hij jonger over dan zijn huidige kalenderleeftijd van 19 jaar.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een deels voorwaardelijk straf op te legen met een proeftijd van 2 jaar. Verdachte zit momenteel in voorarrest en de reclassering acht het van belang dat verdachte in september kan beginnen met zijn opleiding. Als bijzondere voorwaarden adviseert de reclassering op te leggen dat verdachte mee moet werken aan begeleiding door de jeugdreclassering met ITB-criem, hij actief deelneemt aan MDFT, een contactverbod met de medeverdachte [medeverdachte] en de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en het verplicht volgen van onderwijs. Tevens adviseert de reclassering de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.3.3
Toepassing adolescentenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van de feiten 18 respectievelijk 19 jaar oud en dus meerderjarig. Uitgangspunt is dat een jongvolwassen verdachte, die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. Op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) kan de rechtbank – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar niet die van 23 jaren heeft bereikt – recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg Sr, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan.
Voor wat betreft de persoonlijkheid en ontwikkeling van verdachte leidt de rechtbank uit het hiervoor genoemde rapporten van de psycholoog en het reclasseringsrapport af dat verdachte een gebrekkige gewetensontwikkeling heeft en zich makkelijk laat verleiden tot antisociaal gedrag. Hij is beïnvloedbaar en er is sprake van impulsief handelen.
In de persoonlijkheid en ontwikkeling van verdachte ziet de rechtbank aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen.
6.3.4
De straf/maatregel
Het voorgaande, mede gezien in het licht van de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de eis van de officier van justitie te hoog is. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie moet worden opgelegd. Van belang is dat verdachte een forse stok achter de deur zal hebben, niet alleen om hem ervan te weerhouden in de toekomst nieuwe strafbare feiten te plegen, maar vooral ook om de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden mogelijk te maken. De rechtbank acht oplegging van een jeugddetentie van twaalf maanden met aftrek van voorarrest waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar passend en geboden.
Bij deze straf speelt voor de rechtbank mede een rol dat verdachte op 1 september 2021 aan zijn opleiding kan beginnen. Een langere onvoorwaardelijke jeugddetentie zou resulteren in een invrijheidsstelling op een moment dat het een groot aantal maanden duurt voordat verdachte aan een opleiding kan beginnen, met alle risico’s van dien voor de ontwikkeling van verdachte en voor de samenleving.
Bij de straf wordt als bijzondere voorwaarden opgenomen dat verdachte mee dient te werken aan MDFT en onderwijs dient te volgen.
De door de officier van justitie gevorderde aanvullende bijzondere voorwaarde betreffende een schadevergoeding ten behoeve van [slachtoffer 2] , zal de rechtbank niet overnemen. [slachtoffer 2] heeft geen vordering tot schadevergoeding ingediend, zodat de hoogte van de schadevergoeding geen onderwerp van een geordend debat heeft kunnen zijn tussen officier van justitie en verdediging. Daarom acht de rechtbank zich onvoldoende in staat de hoogte van (eventuele resterende) schade te bepalen.

7.De benadeelde partij [slachtoffer 1]

02/0318854-21
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 4.000,= aan immateriële schade voor feit 1 en 3, met toewijzing van de wettelijk rente, met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden door het handelen van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 2.000,00 een rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde feiten en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Daarbij zoekt de rechtbank aansluiting bij vergoedingen die in vergelijkbare zaken worden toegekend. Zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Voor het overige deel zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
De benadeelde partij kan zijn vordering eventueel bij de burgerlijke rechter aanbrengen, voor zover hij daarin niet-ontvankelijk is verklaard.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Daarnaast zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen over het toegewezen bedrag vanaf 2 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 282, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder parketnummer 02/031854-21onder 3 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02/031854-21
feit 1: Diefstal, voorafgegaan of vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
01/080159-21
feit 1: Diefstal, voorafgegaan of vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven of beroofd houden;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
- dat verdachte gedurende de proeftijd zal meewerken aan MDFT;
- dat verdachte gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen;
- geeft opdracht aan Stichting Jeugdbescherming Brabant, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorwaarden daarbij zijn dat verdachte gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de eerste drie maanden van de proeftijd in de vorm van ITB-Criem, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 2.000,= aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 2 februari 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] (02/031854-21: feit 1 en 2), € 2,000,= te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 2 februari 2021 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sterk, voorzitter, mr. Felix en mr. Van den Ing, rechters, in tegenwoordigheid van Van Diepen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 juli 2021.
Mr. Van den Ing is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.