In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een teruggaafbeschikking over het tijdvak van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018, waarbij een bedrag van € 153 aan ingehouden inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) is terugbetaald. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de uitspraak van de inspecteur van 14 april 2020, die het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende tijdig bezwaar had gemaakt, omdat de bezwaartermijn was verlengd door een brief van de Belastingdienst. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en het bezwaar ongegrond verklaard. Tevens is de inspecteur gelast het griffierecht van € 48 aan de belanghebbende te vergoeden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de belanghebbende geen recht heeft op een verdere teruggaaf, omdat het bedrag van € 153 volledig was terugbetaald en er geen onderbouwing was voor een hoger bedrag. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.