ECLI:NL:RBZWB:2021:3806

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
AWB- 21_3012 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening op grond van de Leerplichtwet met betrekking tot verlof voor een huwelijksfeest in het buitenland

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 juli 2021 een verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. C.G.A. Mattheussens, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Hoofd van KPO Basisschool de Vlindertuin, dat verlof voor haar zesjarige dochter voor een huwelijksfeest in Marokko onder een voorwaarde had verleend. De voorwaarde hield in dat verzoekster bij terugkeer in Nederland een kopie van de trouwakte moest overleggen. Verzoekster was het niet eens met deze voorwaarde en verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de voorwaarde onredelijk was, omdat verzoekster op andere manieren kon bewijzen dat het huwelijksfeest daadwerkelijk had plaatsgevonden. De voorzieningenrechter schorste het bestreden besluit en bepaalde dat verzoekster bij terugkeer in Nederland op elke mogelijke manier moest kunnen aantonen dat het huwelijksfeest had plaatsgevonden, inclusief het tonen van bewijs dat haar dochter aanwezig was. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een evenwichtige afweging tussen de leerplicht en de persoonlijke omstandigheden van de verzoekster, waarbij de rechter rekening houdt met de specifieke situatie van de betrokkenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3012 VV
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 15 juli 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[naam partner verzoekster] e/v [naam verzoekster], te [plaatsnaam] , verzoekster [1] ,
gemachtigde: mr. C.G.A. Mattheussens,
en

het Hoofd van KPO Basisschool de Vlindertuin, verweerder.

Als leerplichtambtenaar heeft aan het geding deelgenomen:
[naam leerplichtambtenaar], te [plaatsnaam] .

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder over het onder een voorwaarde verlenen van verlof voor haar minderjarige dochter voor de periode van 19 juli 2021 tot en met 22 juli 2021. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is behandeld op zitting in Breda op 15 juli 2021. [naam verzoekster] was daarbij samen met haar gemachtigde en een andere dochter aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger verweerder 1] (directeur) en [naam vertegenwoordiger verweerder 2] (bestuurder). De leerplichtambtenaar is – met voorafgaand bericht van verhindering – niet verschenen.

Overwegingen

1. De dochter van verzoekster is zes jaar oud en zit in groep 2 van basisschool de Vlindertuin te [plaatsnaam] . De zus van [naam partner verzoekster] viert in de periode van 19 juli 2021 tot en met 22 juli 2021 een huwelijksfeest in Marokko. Verzoekster heeft verweerder verzocht om verlof voor die periode. Bij besluit van 13 juli 2021 heeft verweerder dat verzoek toegewezen, onder de voorwaarde dat bij terugkeer in Nederland een kopie van de trouwakte als bewijs wordt overgelegd. Verzoekster heeft in het bijzonder tegen dat laatste bezwaar tegen gemaakt en heeft op diezelfde dag een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend bij de rechtbank.
2. In artikel 2, eerste lid, van de Leerplichtwet staat de verplichting opgenomen voor verzoekster om er zorg voor te dragen dat haar dochter haar school van inschrijving geregeld bezoekt. Indien de jongere door gewichtige omstandigheden is verhinderd om de school te bezoeken voor een periode van minder dan 10 dagen, is het hoofd van de school bevoegd om verlof te verlenen. Dit volgt uit artikel 11, onder g, jo. artikel 14, derde lid, van de Leerplichtwet. Verweerder sluit bij de uitoefening van deze bevoegdheid aan bij de Beleidsregel uitleg ‘specifieke aard van het beroep’ en ‘andere gewichtige omstandigheden’ bedoeld in de Leerplichtwet 1969 die is vastgesteld door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. In artikel 2 van die Beleidsregel staat onder andere dat ten hoogste vijf dagen verlof kan worden verleend voor het bijwonen van een huwelijk van bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad in het buitenland. Een trouwkaart kan daartoe als bewijs dienen. Indien twijfel is gerezen kan worden verlangd om een kopie van de trouwakte.
3. Tussen partijen bestaat geschil over de voorwaarde dat verzoekster bij terugkeer een trouwakte moeten overleggen als bewijs dat het huwelijk daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft deze voorwaarde in overeenstemming met het beleid gesteld, omdat twijfel is gerezen of het huwelijk daadwerkelijk plaats zal vinden. Volgens verweerder heeft verzoekster namelijk verschillende verklaringen afgelegd over welk familielid gaat trouwen. Daarnaast heeft verweerder van een ander gezin een soortgelijk verzoek ontvangen, waarbij een trouwkaart werd overgelegd met precies dezelfde tekst als die staat genoemd op de door verzoekster overgelegde trouwkaart. Verder heeft de leerplichtambtenaar verklaard dat verzoekster vaker voorafgaand of aansluitend aan de zomervakantie een verzoek om verlof heeft ingediend.
Verzoekster heeft aangevoerd dat zij bij terugkeer geen trouwakte kan overleggen, omdat het bij Marokkaanse huwelijken gebruikelijk is dat mensen eerder trouwen dan dat het huwelijksfeest wordt gegeven. Het huwelijkspaar is op 9 maart 2021 getrouwd. Verzoekster heeft aangegeven dat zij bij terugkeer in Nederland op andere wijze wil en kan bewijzen dat het huwelijksfeest daadwerkelijk heeft plaatsgevonden en dat haar dochter daarbij aanwezig was.
4. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat hij de voorwaarde tot het bij terugkeer overleggen van een kopie van de trouwakte in dit specifieke geval onredelijk acht. De voorzieningenrechter heeft daarbij in aanmerking genomen dat verweerder die voorwaarde heeft gesteld om te kunnen waarborgen dat alleen verlof wordt verleend wanneer daadwerkelijk sprake is van een huwelijksfeest. De voorzieningenrechter is van oordeel dat ook op andere wijze bewezen kan worden door verzoekster dat het huwelijksfeest plaats zal hebben gevonden in de periode van 19 t/m 22 juli 2021.
5. Gelet op het voorgaande heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen. Hij heeft het bestreden besluit geschorst in die zin dat voor de voorwaarde van het overleggen van de trouwakte moet worden gelezen dat verzoekster bij terugkeer in Nederland door middel van elk soort bewijs (schriftelijk of door bijvoorbeeld beeldmateriaal) aan moet tonen dat in de periode van 19 t/m 22 juli 2021 sprake is geweest van een huwelijksfeest ten aanzien van de in de trouwkaart genoemde personen en op de in de trouwkaart genoemde locatie. Daarbij is van belang dat de dochter van verzoekster zichtbaar daar aanwezig moet zijn. De beoordeling of verzoekster hieraan heeft voldaan is uiteindelijk aan verweerder.
6. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, dient verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht te vergoeden. Verder veroordeelt de voorzieningenrechter verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748,-, en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek toe;
  • schorst het bestreden besluit, in die zin dat voor de voorwaarde van het overleggen van de trouwakte moet worden gelezen dat verzoekster bij terugkeer in Nederland (a) door middel van elk soort bewijs (schriftelijk of door bijvoorbeeld beeldmateriaal) aan moet tonen dat (b) in de periode van 19 t/m 22 juli 2021 sprake is geweest van een huwelijksfeest ten aanzien van de in de trouwkaart genoemde personen en (c) op de in de trouwkaart genoemde locatie. Daarbij is (d) van belang dat de dochter van verzoekster zichtbaar daar aanwezig moet zijn;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan verzoekster te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 15 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.De voorzieningenrechter gaat (in deze uitspraak) verder uit van verzoekster.