ECLI:NL:RBZWB:2021:3797

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
AWB- 20_7221
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake de weigering van een WW-uitkering op basis van verwijtbare werkloosheid

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 26 juli 2021, wordt de zaak behandeld van een eiser die een WW-uitkering heeft aangevraagd na zijn ontslag als magazijnmedewerker. Het UWV heeft de uitkering geweigerd op basis van de stelling dat eiser verwijtbaar werkloos is, omdat hij een aangeboden functie als orderpicker niet heeft aanvaard. Eiser betwist dat het aangeboden werk passend is, omdat hij niet beschikt over de benodigde lees- en schrijfvaardigheden. De rechtbank oordeelt dat het UWV onvoldoende heeft aangetoond dat eiser in staat is om de functie van orderpicker uit te oefenen, gezien zijn gebrekkige taalvaardigheden. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit lijdt aan een motiveringsgebrek en geeft het UWV de gelegenheid om dit gebrek te herstellen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7221 WW

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juli 2021 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

gemachtigde: [naam gemachtigde eiser] ,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 16 juni 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake de weigering om aan hem een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) uit te betalen.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 3 juni 2021.
Hierbij waren aanwezig eiser, zijn gemachtigde en mr. B.H.C. de Bruijn namens het UWV.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. Eiser was van 27 juni 2017 tot 1 januari 2020 via zijn werkgever Randstad Direct B.V. werkzaam als magazijnmedewerker bij inlener [naam onderneming] . De laatste functie die hij hier verrichtte was de functie van inpakker. De tewerkstelling in deze functie werd niet verlengd omdat de locatie, waar eiser werkzaam was, werd gesloten. Eiser kon niet mee naar een andere locatie van het bedrijf, omdat hij niet beschikte over de daarvoor geldende luchtvaarttraining. Randstad heeft eiser vervolgens werk aangeboden als orderpicker. Eiser heeft dat werk niet aanvaard.
Op 25 december 2019 heeft eiser een WW-uitkering aangevraagd.
Bij besluit van 4 februari 2020 (primair besluit) heeft het UWV aan eiser medegedeeld dat hij geen WW-uitkering krijgt, omdat hij passend werk, dat hem door zijn werkgever Randstad is aangeboden, niet heeft aangenomen zonder dat hij daarvoor een goede reden had.
Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt en aangevoerd dat hij het werk niet heeft aangenomen, omdat het volgens hem geen passend werk betreft. Eiser geeft aan dat hij niet kan lezen of schrijven en daarom het aangeboden werk als orderpicker niet kan uitvoeren.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Daarbij heeft het UWV overwogen dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet maken dat het werkaanbod niet passend is. Het UWV stelt dat eiser de basisschool heeft afgerond, al bijna 27 jaar in Nederland woont en vanaf 1998 onafgebroken in Nederland heeft gewerkt. Daarom gaat het UWV ervan uit dat eiser op basisniveau Nederlands kan lezen en schrijven. Daarbij komt dat de eisen die in de functie van orderpicker aan de taalvaardigheid worden gesteld vrij minimaal zijn. Het UWV concludeert dat van eiser had kunnen worden gevergd het werkaanbod van orderpicker te aanvaarden en daarmee passende arbeid te behouden. Het niet nakomen van de verplichting werkloosheid te voorkomen, doordat eiser door eigen toedoen geen passende arbeid heeft behouden, kan hem in overwegende mate worden verweten en daarom krijgt eiser geen WW-uitkering.
Geschil
2. In geschil is of het UWV op goede gronden aan eiser een WW-uitkering heeft geweigerd. In het bijzonder gaat het daarbij om de vraag of eiser verwijtbaar werkloos is, doordat hij door eigen toedoen geen passende arbeid heeft behouden.
Beroepsgronden
3. Eiser voert aan dat het aangeboden werk als orderpicker niet passend is, omdat hij niet over de voor die functie benodigde lees- en schrijfvaardigheden beschikt. Hij zal etiketten niet snel kunnen lezen of de goede orders bij elkaar kunnen vinden, terwijl dit de essentie is van het werk als orderpicker. Bovendien zal hij niet secuur kunnen zijn in dit werk, als hij de etiketten en orders niet goed genoeg kan lezen. Dat eiser niet geprobeerd heeft om het werk uit te voeren, is begrijpelijk als hij totaal niet over de juiste vaardigheden beschikt. In zijn vorige functie als inpakker kreeg hij mondeling instructies, zodat hij dat werk zonder problemen kon uitvoeren. Bij het invullen van de urenstaten werd hij geholpen door een collega. Eiser woont al 27 jaar in Nederland, maar hieruit kan niet worden geconcludeerd dat hij op basisniveau Nederlands kan lezen en schrijven. Toen hij daarvoor in Marokko woonde, heeft hij geen (basis)onderwijs gevolgd. Hij kan ook niet lezen en schrijven in zijn moedertaal. Ter onderbouwing van zijn stelling dat hij niet kan lezen en schrijven wijst eiser op een werkgeversverklaring van Randstad, waarop staat vermeld dat eiser aangeeft dat hij niet kan lezen en schrijven. Daarnaast heeft eiser een verklaring van zijn voormalig leidinggevende bij [naam onderneming] overgelegd, waarin die aangeeft dat de lees- en schrijfvaardigheid van eiser zeer onder de maat zijn.
Verweer
4. Het UWV stelt zich op het standpunt dat het werkaanbod als orderpicker passend is, omdat het arbeid betreft dat op hetzelfde niveau (basisonderwijs) ligt als dat van de beëindigde dienstbetrekking, de beloning nagenoeg gelijk is aan het voorheen verdiende loon en de reistijd niet meer dan twee uur per dag is. Het niet nakomen van de verplichting om te voorkomen dat hij werkloos is geworden, doordat hij door eigen toedoen geen passende arbeid heeft behouden, kan hem volgens het UWV in overwegende mate worden verweten. Onder die omstandigheden heeft eiser geen recht op toekenning van een WW-uitkering.
Wettelijk kader
5. Ingevolge artikel 16, eerste lid, aanhef en onder b, van de WW is werkloos de werknemer die beschikbaar is om arbeid te aanvaarden.
Ingevolge artikel 24, eerste lid, aanhef en sub b, onder 3, van de WW dient de werknemer te voorkomen dat hij werkloos is of blijft, doordat hij door eigen toedoen geen passende arbeid behoudt.
Ingevolge artikel 24, derde lid, van de WW wordt onder passende arbeid als bedoeld in het eerste lid, in de periode voordat zes maanden waarin een recht op uitkering bestaat op grond van deze wet zijn verstreken, verstaan arbeid die aansluit bij de arbeid waaruit de werknemer werkloos is geworden. Na deze periode van zes maanden is alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de werknemer is berekend, passend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd. (..)
In het Besluit passende arbeid WW en ZW (hierna: het Besluit) zijn nadere regels gesteld omtrent het begrip passende arbeid, waarbij tevens wordt bepaald op welke wijze wordt vastgesteld of arbeid aansluit bij de arbeid waaruit de werknemer werkloos is geworden.
Ingevolge artikel 3 van het Besluit wordt, om te bepalen of arbeid aansluit bij het niveau van de arbeid waaruit de werknemer werkloos of ziek is geworden, gebruik gemaakt van opleidingscategorieën die voor arbeid vereist kunnen worden, waaronder (sub d) lager (basis) onderwijs en geen onderwijs.
Ingevolge artikel 3, tweede lid, van het Besluit is arbeid die aansluit bij het niveau van de arbeid waaruit de werknemer werkloos of ziek is geworden, arbeid waarvoor hetzelfde opleidingsniveau is vereist als het opleidingsniveau van de arbeid waaruit de werknemer werkloos is geworden.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, van het Besluit is, in de periode voordat zes maanden waarin een recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet bestaat, zijn verstreken, arbeid passend wanneer:
a. de arbeid aansluit bij het niveau van de arbeid waaruit de werknemer werkloos is geworden, bedoeld in artikel 3;
b. met de arbeid een bedrag verdiend wordt ten minste ter hoogte van 70% van het inkomen, genoten in de dienstbetrekking waaruit de werknemer werkloos is geworden; en
c. de reistijd niet meer dan twee uur per dag bedraagt.
Ingevolge artikel 27, eerste lid, van de WW weigert het UWV de uitkering blijvend over het aantal uren waarover het recht op uitkering niet zou zijn ontstaan of zou zijn geëindigd, ter zake van het niet nakomen door de werknemer van een verplichting als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel a, of onderdeel b, onder 3°, tenzij het niet nakomen van de verplichting de werknemer niet in overwegende mate kan worden verweten. In dat geval weigert het UWV de uitkering niet over de volledige duur van de uitkering, doch over ten hoogste een periode van 26 weken over de helft van het aantal uren waarover het recht op uitkering zou zijn geëindigd of niet zou zijn ontstaan.
Beoordeling door de rechtbank
6. In de wet staat dat de werknemer de verplichting heeft te voorkomen dat hij verwijtbaar werkloos wordt of dat hij werkloos is of blijft, bijvoorbeeld doordat hij door eigen toedoen geen passende arbeid behoudt. De rechtbank overweegt dat het werkaanbod van Randstad voor de functie van orderpicker voldoet aan de criteria van passende arbeid in de zin van artikel 4, eerste lid, van het Besluit. Immers, het betreft arbeid dat op hetzelfde niveau (opleidingscategorie d: basisonderwijs/geen onderwijs) ligt als dat van de beëindigde dienstbetrekking, de beloning is nagenoeg gelijk aan het voorheen verdiende loon en de reistijd bedraagt niet meer dan twee uur per dag.
Dat het aangeboden werk op grond van andere aspecten, dan de in artikel 4, eerste lid, van het Besluit genoemde criteria, als niet-passend kan worden aangemerkt, blijkt onder meer uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 7 september 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:3303).
Bij een belastend besluit als het onderhavige is het aan het UWV om aannemelijk te maken dat het aan eiser te wijten is dat hij het aangeboden werk niet heeft aangenomen. Dit brengt mee dat het UWV de gemotiveerde stelling van eiser, dat het aangeboden werk vanwege zijn gebrekkige taalvaardigheden niet passend is, onderbouwd, dus aan de hand van zorgvuldig onderzoek, moet weerleggen.
Het UWV is er in het bestreden besluit vanuit gegaan dat eiser de basisschool heeft afgerond en op basisniveau kan lezen en schrijven. Het UWV meent dat eiser in staat zou moeten zijn om de functie van orderpicker te verrichten en is daarbij afgegaan op uitlatingen van de voormalig werkgever van eiser, Randstad, die eiser geschikt zou vinden voor dat werk. Daartegenover heeft eiser weersproken dat hij (basis)onderwijs heeft gevolgd (in Nederland dan wel zijn land van herkomst) en heeft hij met de verklaring van zijn voormalig leidinggevende onderbouwd dat hij niet beschikt over lees- en schrijfvaardigheden. Daar komt bij dat uit de telefoonnotitie van 26 mei 2020 van het UWV volgt dat Randstad ook heeft aangegeven dat eiser voor zijn laatste functie als inpakker een luchtvrachttraining moest volgen, maar dit tot twee keer toe niet heeft gehaald vanwege het onvoldoende beheersen van de Nederlandse taal; belanghebbende kan niet lezen en schrijven. Verder blijkt uit het memo van het UWV van 4 februari 2020 dat ook de schuldhulpverlener van eiser bij het UWV heeft aangegeven dat eiser geen Nederlands kan lezen of schrijven. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet gebleken dat eiser op basisniveau kan lezen en schrijven, zoals het UWV in het bestreden besluit heeft overwogen. Weliswaar wordt door het UWV gesteld dat de taalvaardigheidseisen voor de functie van orderpicker minimaal zijn, maar daarbij ging het UWV ervan uit dat er bij eiser wel sprake was van een basisniveau van lees- en schrijfvaardigheid. Niet is gebleken dat het UWV heeft onderzocht in hoeverre het ontbreken van lees- en schrijfvaardigheid in de weg staat aan uitoefening van de aangeboden functie als orderpicker. Naar het oordeel van de rechtbank had het UWV daar nader onderzoek naar moeten doen.
Conclusie
7. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit lijdt aan een motiveringsgebrek. Het beroep is om die reden gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten ‘bestuurlijke lus’. De rechtbank ziet aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken en zal het UWV in de gelegenheid stellen om de motivering van het bestreden besluit te verbeteren met inachtneming van deze tussenuitspraak. De rechtbank zal daarna beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven.
De rechtbank zal de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen bepalen op zes weken. Als het UWV hiervan geen gebruik wil maken, dan dient het UWV dit binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen. Als het UWV wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting einduitspraak doen.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat laatste betekent ook dat zij over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
  • stelt het UWV in de gelegenheid om het motiveringsgebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen in deze tussenuitspraak is overwogen;
  • draagt het UWV op om, als geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, dat binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze tussenuitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. Graumans, griffier, op 26 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Dat kan worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.